05 november 2014

Naar een andere welvaart

Regelmatig als ik een lezing ga geven, krijg ik de vraag: maar hoe moet ik mij dat nu allemaal voorstellen? Als je uitlegt dat het pad waarop we zitten volstrekt niet duurzaam is, dan beseft iedereen dat dat zo is. We wegen te zwaar op de planeet, dat valt niet te ontkennen. Maar je voorstellen hoe het dan wel zal zijn, in een maatschappij die niet te zwaar weegt, dat is niet altijd eenvoudig.

De simpelste manier om naar de toekomst te kijken, is het huidige gewoon verlengen tot in de toekomst. Je ziet voor jezelf hoe de gemiddelde norm van welvaart er nu uit ziet, en je gaat ervan uit dat je al die dingen ook in de toekomst zult hebben. Dat is in wezen ook hoe een groot deel van de politiek redeneert. In economische termen wordt dat dan iets als: groei is noodzakelijk, we moeten dus absoluut groei hebben in de toekomst, en hopelijk kan de planeet zich daaraan aanpassen. Het is niet geheel onlogisch. Groei is de basis van het sociaal contract, en als die in het huidig model wegvalt, dan komen allerlei maatschappelijke regelingen in het gedrang.

Het is niet onlogisch dus. Je kunt bij wijze van spreken gemakkelijker verklaren waarom groei nodig is dan je kunt verklaren dat groei mogelijk is op een eindige planeet. Stel dat onze hele maatschappij afhankelijk zou zijn van visvangst, en dus van een elk jaar toenemende visvangst. De sociale vrede rust op het vertrouwen dat er elk jaar meer zal zijn. En ook dat zit allemaal heel logisch in elkaar. Maatschappelijk bereiden we ons niet voor op een ander model. Maar in de feiten betekent dat dat je als het ware tegen de zee staat te roepen: gij zult meer vis leveren. En waarschijnlijk zal de zee na een tijdje zeggen: ik heb alle begrip voor jullie sociaal contract, maar de zee is leeg. En daar zijn we niet op voorbereid.

Het is nu, als je in een mondiaal perspectief kijkt, al volop zo dat de steeds groeiende productie en consumptie, die zo zwaar wegen op de planeet, ervoor zorgen dat heel wat mensen armer worden (terwijl anderen er wel beter van worden). De klimaatverandering richt nu al een menselijke ravage aan die we zo graag uit ons blikveld houden. Onze groeiende honger naar grondstoffen, in een wegwerpeconomie, vermindert dag na dag de levenskansen en het uitzicht op een waardige welvaart voor miljoenen mensen nu en in de toekomst. Een welbepaalde invulling van het begrip welvaart biedt perspectieven voor een deel van de wereldbevolking, maar zal verder een verre droom blijven voor zoveel anderen.

Vasthouden aan hoe het nu is, en dat ten koste van alles willen doorduwen en dus opleggen aan de planeet, het is niet onlogisch, maar het is wel levensgevaarlijk. Een andere manier van naar de toekomst kijken is simpelweg vertrekken van wat de planeet op een duurzame manier aankan, en binnen die grenzen een welvaart uitbouwen die wel voor iedereen haalbaar en houdbaar is. Je vertrekt dus van de hoeveelheid vis die de regeneratiecapaciteit van de zee niet overschrijdt. Je oogst dus de rente, en het kapitaal blijft gelijk. Gewoon doorgaan met wat we kennen en ‘normaal’ vinden zal de ongelijkheid binnen de huidige generaties nog doen toenemen, en zal de levenskansen van de toekomstige generaties drastisch inperken. En dat is fundamenteel onrechtvaardig. Denken binnen de comfortzone van het gangbare maakt dat we twee moeilijke vragen niet moeten stellen: (1) hoe kunnen we rechtvaardige en waardige welvaart gelijk verdelen onder iedereen (en niet hopen op een steeds grotere koek), (2) hoe kunnen we het begrip welvaart zo invullen dat het perfect past binnen de planetaire grenzen. Als we die vragen voor ons uit blijven schuiven, en de groei valt stil, dan is de verleiding groot – blijkbaar – om in het gangbare denken te kiezen voor uitsluiting en verharding.

Hoe zou zo’n andere welvaart eruit kunnen zien? Wat onze voetafdruk betreft, zouden we eigenlijk zo ongeveer terug moeten naar die van de jaren 70. Maar een houdbare welvaart binnen die grenzen zal er helemaal anders uitzien dan in de jaren 70 in een wereld waar tegen 2050 9 miljard mensen zullen wonen. De economie zal er fundamenteel anders uit moeten zien dan wat we nu als groei omschrijven. Die nieuwe economie zal niet statisch of oubollig zijn, integendeel. Ze kan echter alleen houdbaar zijn als ze steunt op een absolute ontkoppeling. We moeten in absolute termen heel wat minder grondstoffen gaan gebruiken, en niet enkel ons gebruik minder snel laten stijgen. Om die voorwaarde kunnen we niet heen, hoe je het ook draait of keert.

Tijd voor een voorbeeld. Het autosysteem. Zelf leef ik heel erg gelukkig zonder auto, wat ik als een grote luxe beschouw. Maar de auto is natuurlijk, naast een vaak handig instrument, een symbool van hoe we vandaag welvaart invullen. Daarom een denkoefening.

Stel je het totaalpakket voor aan autoverplaatsingen die we doen in ons land, en denk daar de meer dan 7 miljoen motorvoertuigen bij, waarvan 5,5 miljoen personenwagens. Stel je voor dat we al die verplaatsingen zouden doen via een autodeelsysteem. Particuliere auto’s zouden deelauto’s zijn. Professionele auto’s zouden in een huursysteem zitten. De auto’s in dat model zouden elektrisch zijn. Ze zouden zo zijn ontworpen dat ze robuust zijn, erg zuinig en volledig modulair. Elk onderdeel zou volledig herbruikbaar zijn. Geen gram metaal zou verloren gaan. De huidige autofabrieken zouden nog wel auto’s bouwen, maar ze zouden vooral leveranciers worden van de dienst auto, niet van het product auto.

Je zou zo in een totaal andere logica komen. Het probleem van de huidige autofabrieken is dat de markt verzadigd is. Men probeert de groei aan de gang te houden door mensen te overtuigen hun auto sneller te vervangen. Men verkoopt nieuwe auto’s op basis van de opties. De wegen zijn al even verzadigd, en daar probeert men op wanhopige wijze die eindeloze file aan de gang te houden door nieuwe wegen, die enkel de executie even uitstellen. Varianten van roepen tegen de zee. Een systeem van diensten is een interessant antwoord voor een verzadigde markt.

Je zou in die andere logica een heel ander model van productie hebben, met een heel ander idee van design en innovatie. Modulaire auto’s, gemakkelijk te bedienen, met een constructie die volledig gericht is op hergebruik en herstelbaarheid en aanpasbaarheid. De werknemers in zo’n fabriek zullen een ander soort competenties moeten leren en hun werk zal er anders uitzien dan vandaag, maar er zal werk zijn. Er zal een ander soort investeringsbeleid zijn, een heel ander idee van wat we nu ‘competitiviteit’ noemen. Er zal een grotere neiging zijn te herlokaliseren dan te delokaliseren.

Als gebruiker zijn er nadelen aan, maar ook veel voordelen. Als je nu een auto hebt, is die vaak net niet wat je nodig hebt. Je auto is misschien goed om die paar keer in de week te gebruiken, maar net te klein om met je familie op vakantie te gaan. Of je auto is net niet aangepast aan die verhuis die je wilt doen voor je zoon die op kot gaat. In een deelautosysteem kies je die auto die je op dat moment nodig hebt. Door het brede aanbod kan men verschillende types elektrische auto’s aanbieden, een met een batterij voor lange afstanden, een aangepast voor korte afstanden, … Van een hoop gedoe zoals zelf een parkeerplaats moeten zoeken, naar de keuring gaan, allerlei verzekeringen en abonnementen bij pechdiensten, … moet je je niets aantrekken.

Alleen al het feit dat je met een deelauto rijdt, en dus meer zult letten op de al dan niet noodzaak om een auto te nemen voor die verplaatsing, zal al leiden tot een forse vermindering van het aantal verplaatsingen. Daarnaast is het ook zo dat een deelauto meer dan 5 individuele privéauto’s kan vervangen. Je hebt dus veel minder parkeerplaats nodig in de stad.

Een deelautosysteem is op zich nog geen garantie dat er geen reboundeffect zal zijn. Rebound is iets als: we hebben een groenere auto, we kunnen er dus meer mee rijden. Je zult dus ook een model van rekeningrijden moeten hebben, en je zult het huidig systeem van bedrijfswagens moeten afbouwen. En naast dat alles is er vanzelfsprekend een ruimer mobiliteitsbeleid nodig dat fors inzet op fietsen en een aantrekkelijk en betaalbaar openbaar vervoer. Op die manier kan het aantal autoverplaatsingen verder dalen.

Die andere logica zou uitzicht kunnen geven op een echte ontkoppeling. Het zou echt mogelijk kunnen zijn om grondstoffen volledig in een kringloop te houden. Wat zou er veranderen? Het idee van ‘merk’ zou heel anders werken, niet zomaar voor het uitzicht van een auto, maar wel voor de kwaliteit van de dienstverlening. Een ‘goede’ auto zou die zijn die superzuinig, superhandig te bedienen, volledig herstelbaar en demonteerbaar, en superveilig is. Reclame zou heel anders zijn. De verkoop van auto’s in lelijke baanwinkels zou verdwijnen, met slimme mobiliteitsdienstencentrales als alternatief. Het idee van ‘mijn auto’ als verbruiksproduct zou zijn waarde verliezen, ten voordele van een idee van gebruiksproduct.

Zou dit alles een fundamentele aantasting zijn van onze welvaart? Nee, eigenlijk niet. Tegenover de huidige logica zou het een revolutie zijn, maar de dienst ‘verplaatsen per auto’ zou evenzeer beschikbaar blijven, met een fundamenteel lagere voetafdruk en binnen een fundamenteel ander business model. Wat nu een niche is, voor velen al een interessant alternatief voor de eigen (tweede) auto, zou dan de norm worden. De schaal is wel essentieel, anders heeft het geen zin.

Het is natuurlijk maar een voorbeeld, en er zal ook technisch nog veel op aan te merken zijn, maar het geeft een richting aan. Het kan een inspiratie zijn om creatief na te denken over de vraag wat achterhoede- en wat voorhoedegevechten zijn. Angstig in de comfortzone van onze huidige mens- en milieuverspillende welvaart blijven is het beste recept voor groeiende ongelijkheid en ecologische catastrofes. Vanuit een andere logica proberen te denken, binnen de planetaire grenzen, kan ons nieuwe wegen tonen uit de crisis die veel fundamenteler is dan we aan onszelf willen toegeven.

Geen opmerkingen: