Tot net voor je vertrekt, aarzel je nog. Je weet niet waarom. Misschien ben je bang van dit moment, misschien van de tentoonstelling die je zult zien. Misschien van alleen.
Een dag eerder was je nog een nieuw boek gaan kopen. Je had er net een uit. Lichte onrust. Nog niet weten welk boek het volgende zou zijn. Je stapel met nog te lezen boeken herschikt. En nog eens. En nog eens. Om uiteindelijk toch naar de winkel te gaan om een nieuw boek te kopen. Iets over de liefde.
Je brengt de mevrouw aan het loket aan het lachen.
Je nestelt je in de trein. Met je nieuwe boek.
Lichte onrust. Je bent onderweg.
Soms komen er ineens zinnen door je hoofd. Zinnen waarmee je stukjes zou kunnen schrijven. Zinnen die je een beetje beschamen. Zinnen die je voor alle veiligheid in de mond van een zogenaamd personage zou kunnen leggen. Zoals.
Je bent erg aanraakbaar, stel je vast. Als nu een vrouw naast je zou komen zitten, en het juiste zeggen, zou je zomaar in de liefde kunnen vallen. Meer zou er niet nodig zijn.
Zo’n zin dus.
Je wandelt door het park naar het museum. Je doet je best om traag te stappen.
Je denkt na over welke trein terug je straks zou willen nemen. Het voelt als verraad. Een beetje.
Je zult dapper zijn, heb je je voorgenomen. Je legt je jas in een locker, je steekt er een muntstuk in. Om een of andere reden ben je altijd bang van lockers met muntstukken. (Even bang als van winkelkarretjes waar je een muntstuk in moet steken.) Alles gaat goed.
Je gaat meteen naar boven. Waar de tentoonstelling is die je wilt zien. Er is geen gewenste looprichting. Je ziet wel meteen de zaal met het kreupelhout, en je weet dat je die als laatste wilt zien.
Lichte onrust. Je moet jezelf een plaats geven in de ruimte.
De kunstenares heeft de vloer laten schilderen. Je voelt meteen dat dat juist was.
Is het het geluid van de anderen dat heen en weer galmt door de ruimtes? Of zijn het gewoon de anderen? Het duurt even eer je je ritme vindt in de zalen.
Het is anders dan je had verwacht. Je kunt er niet meteen de vinger op leggen.
De tekeningen en sculpturen komen traag bij je binnen.
(Was je toch liever niet alleen geweest hier? Om dicht bij een ander niets te zeggen? Om aanraakbaar te zijn, maar niet aangeraakt te worden? Alleen de mogelijkheid tot.)
Het is waar, wat er in het boekje staat. Je zou de hele tijd die dingen willen aanraken.
Dingen die op een gewei lijken, en tegelijk op stukken van een lichaam. Ze stralen. Je kunt ernaar blijven kijken. Tegelijk weet je niet goed of je kijkt naar iets dat dood is, of net niet.
Het beeld van de vrouw, met de lange (paarden)haren. Ze lijkt kwetsbaar, maar niet breekbaar.
En dan de grote zaal. Het beeld van het paard dat aan een poot omhoog hangt. De twee grote palen met bovenin menselijke wezens. Het is alsof die beelden zich traag in je hoofd branden, besef je later.
De kleine zaal met de menselijke figuur, op een soort piëdestal. Soeverein. Het beeld vraagt je niets, het is. Bij dit, en ook bij andere beelden, valt het je op dat het grote voeten heeft. Voelt als een geruststelling, je voelt je bijna thuis.
En dan de zaal met het kreupelhout. Een stille indrukwekkendheid. Je begrijpt meteen wat de kunstenares heeft met Coetzee, en omgekeerd. Het beeld is zoveel. Je zou hier eigenlijk alleen willen zijn nu. Het is te vroeg om veel te denken, veel te voelen. Je vindt het een beetje raar.
Misschien ga je sneller als je alleen bent. Je gaat nog eens door alle ruimtes, ziet alles nog eens opnieuw. In de zaal van het kreupelhout is er nog meer volk. Het maakt je een beetje onrustig.
Terug op weg, door het park.
Aan het station koop je nog een mattentaartje.
In de trein lees je verder in het mooie boek.
En zodra je uitstapt, komen de beelden in je hoofd. Ze hadden tijd nodig, ze zijn er nu.
Het eerste gevoel is dat je er alleen had willen kunnen zijn. Haar kunst zegt iets over verbondenheid, maar op een heel eenzame manier. Of misschien omgekeerd. Maar je voelt dat je alleen had willen zijn, geen andere mensen in die zalen. Alsof de anderen je tot iets van schaamte zouden aanzetten. Tot een ontvluchten. Terwijl er net iets van blijven in die beelden zit. (Je kunt het weer niet uitleggen.)
Terwijl je verder door de straten loopt, voel je hoe de beelden je raken. Beelden met een na-ijleffect.
Ja, het was anders dan je je vooraf had voorgesteld.
Troost. Inderdaad.
Je voelt je dankbaar. Omdat je mocht kijken, mocht zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten