Kleine barstjes. In je huid? Je echte of je denkbeeldige? Kleine momenten van verlegenheid of aarzeling.
Je wou iemand mee vragen voor de tentoonstelling. Je deed het uiteindelijk niet. En je ging zelf dan maar, ineens op die dag. Het had ook een andere dag kunnen zijn.
Een moment. Je denkt: ik zou zachter willen spreken, voorzichtiger, kleiner. Het gebeurt niet.
Een moment. Er is iets te veel pijn. Heel even denk je dat je het aan iemand zou willen vertellen. Het gaat weer voorbij.
Een moment. Je bent blij iemand te zien. Je probeert het een beetje te verbergen. Je probeert het een beetje te laten merken.
Je bent blij iets te horen over het boek van natuurlijk een boek.
Je leest woorden. Je weet niet goed of die iets meer betekenen dan ze zeggen. Misschien zijn ze een vraag. Misschien zou je ze kunnen beantwoorden, alsof ze een vraag waren.
Dingen die je moeilijk vindt en die je heel onrustig kunnen maken. En niet goed weten of het terecht is, dat wat je voelt, of gewoon een teken dat je oud wordt. Ouder dan sommige anderen. Of zo.
Je moet iemand iets vragen. Heel eenvoudig eigenlijk. Een professionele vraag. En toch twijfel je, schuif je het stellen van de vraag voor je uit.
Soms schrik je van een van je eigen gevoelige flanken. Je observeert wat er gebeurt als iemand iets zegt, zelfs onbedoeld, dat aan die kant binnenkomt. Wat het met je doet. En hoe het je verlegen maakt.
Liggen woelen in je bed. Wachten tot de dingen je lichaam weer verlaten.
Je hebt heel even tijd, op weg naar huis na het werk, om die cadeaus te kopen. Met grote efficiëntie kies je heel erg snel uit de stapels boeken in de winkel. Je staat aan de winkeltoog, om te betalen. En het is alsof het te snel ging. Alsof je een soort traag respect had moeten hebben.
Je neemt de trein, ’s avonds, weer naar de grote stad. Heel even, ergens tussen hier en daar, is het alsof je ineens geen rugdekking meer hebt. Heel even zou je alleen maar thuis willen zijn, waar dat ook is. Het gaat snel weer voorbij.
Je gaat zitten tegenover een mooie mevrouw. Je was er niet helemaal op voorbereid. Ineens denk je dat je haar net een klein beetje te lang hebt aangekeken terwijl je je jas uit deed, een seconde of zo. Verlegen.
Een moment. Iemand die je ineens doet terugdenken aan iets, lang geleden. En even weet je niet goed wat je moet zeggen, denk je dat iets zomaar gezien zou kunnen worden.
Hopen volk. Op weg naar de zaal zie je iemand die je al lang niet meer zag. Je herkent haar niet meteen, en je schaamt jezelf. Nadien, zoveel uur later, in je bed, besef je waarom: ze had haar haar anders gekleurd.
Er is je gevraagd een woordje te doen tijdens het feest voor een vriendin. Je zit de brief te schrijven die je zult voorlezen. Je hebt nog maar weinig tijd. Je weet niet goed of de woorden, die volgens jou wel de juiste zijn, ook goed zullen vallen. In het zaaltje aangekomen ben je een beetje klein.
Later op de avond. Dansen. Je bent een klein beetje te moe, je lichaam lijkt te hoekig. Je had iets soepeler willen zijn. Je doet je best om het niet te laten merken.
Je leest het nieuwe boek. Het maakt je een beetje verlegen. Waarschijnlijk is je leven inderdaad erg saai, of ben jij gewoon heel saai, nog meer plausibel.
De trein terug naar huis. De vorige korte nacht weegt een beetje. Je schuift een beetje weg in de cocon waar jij met je boek in zit. De trein komt aan. Je staat op. Ineens zie je dat er veel mensen in de trein zaten. Even is het alsof je daar niet op voorbereid was.
Op weg naar huis. Je hoopt dat niemand je iets zal vragen onderweg. Je denkt aan de verwarming die je aan zult zetten. Je denkt aan woorden die je zou kunnen schrijven. Je denkt aan dingen die je zou willen zeggen, zou willen vragen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten