Hoe de dagen heel voorzichtig een klein beetje rustiger worden, na enkele gevulde weken. Hoe je, stap voor stap, jezelf weer terug krijgt. Een beetje opruimen hier, een beetje poetsen daar, een beetje rusten tussendoor, uitgestelde cadeautjes kopen voor de vrienden, en soms ook niets, zomaar niets.
Een wonderlijk mooi concert, in mooi gezelschap. Die vrouw op het podium. Muziek met een strenge zachtheid, een met licht aangeraakte melancholie. En ze kijkt je recht in de ogen, vanzelfsprekend.
Het lijkt een beetje het einde van de wereld. Die plek waar je naartoe moet voor een begrafenis. In de kerk lijk je de langste. Bij elk rechtstaan is het alsof je boven iedereen uittorent. Na de mis nog even een koffie zoeken. En terechtkomen bij Tanja, van koffie- en ijssalon Tanja. De oudere mensen die komen binnendruppelen, ze komen blijkbaar allemaal van de dansles.
Iets meer lege plekken in de tijd, zo lijkt het. Het lijf rammelt langs alle kanten, uitgesteld.
Iets is aan het veranderen. Je weet nog steeds niet wat het is. Alsof je misschien wel aan de andere kant van een stroom bent.
Een meisje is jarig. Je staat als niemand voor haar deur. Je helpt de mama met het hok voor de konijnen. Je hebt ook een cadeautje. Een voorspelbaar cadeautje. Natuurlijk weer een boek, zal ze later zeggen.
’s Nachts door het duister weer naar huis. Of is het door het licht. De maan is hevig aanwezig, en vergezelt je tot je weer thuis bent.
Je kijkt naar je leven. Alsof je er omheen kunt wandelen.
Je ligt op de tafel van de kinesiste. Ze is aan de slag met je rug. En je denkt: als ze nog een uur zou doorgaan, zou ze je misschien wel kunnen helen, voor even.
’s Morgens vroeg op de markt. Je zou tassen vol met groenten willen kopen. Om grote potten soep te maken.
Je houdt hem een beetje trillend in je hand. De box, deluxe edtion. The Basement Tapes. Je begint te luisteren. Het is een beetje een overdosis. Maar het is alsof je iets begrijpt. Alsof je iets mag zien. Iets over groot worden.
De treinrit terug naar huis. Ongemerkt is er iets uit je lijf weggeslopen. Je voelt hoe het je verlaat. En het maakt je gelukkig. Iets later, lopend door de straat, op weg naar huis. Een trage traan. Vrij.
Misschien is het tijd om de Wayfaring Stranger nog eens te zingen.
Een ochtend, met een koffietje. Met de vrienden. Maakt je altijd een klein beetje verlegen, maar je zegt het nooit. Verhalen over de kinderen. Ze worden zo groot. Even is het alsof je wegdrijft. De terugkeer komt een hele tijd later.
Ze zal met je meegaan naar een volgend concert. Je wou het haar al zo lang eens vragen. Het is al zo lang geleden dat jullie dat nog deden. Tijd voor alle verhalen die weer verteld moeten worden. Ze zal wel altijd ergens in je buurt zijn. En dat is goed.
Een vergadering. De week is bijna ten einde. Om een of andere reden zou je de hele tijd willen glimlachen. Je denkt: ik zie hen wel graag. Trots.
Een namiddag die zomaar leeg is. Je moet nog een beetje werken, maar dat is zo gebeurd. Het gevoel is nog een beetje dubbel, want ’s avonds moet je nog weg. Stiekem zou je het fijn vinden als je gewoon mocht blijven, hier, de hele dag, alleen met jezelf. Je verdwijnt helemaal in het boek dat je leest. Het raakt je diep, in schoonheid. Je zou willen, traag eten maken, traag de avond in schuiven, traag alleen zijn.
’s Nachts weer thuis komen. Je weet dat het lijf nog lang nodig zal hebben om naar de slaap te drijven. Heel af en toe twijfel je even. Je wacht, het zal wel komen.
Het is vroeg weer dag.
Aan troost denken, terwijl je het ontbijt staat te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten