Dat dacht ik vanmiddag: het is hoog tijd voor Victoria. Eerder heb ik hier al stukjes geschreven over mijn ontmoetingen met Victoria. De zwarte mevrouw aan het raam, met die rode lampjes, in dat straatje dicht bij mijn werk. Een hele tijd geleden moest ik door wegenwerken elke dag een straatje omlopen, haar straatje. Wagner en Houellebecq, daar hield ze van. (Ik iets minder, om het heel vriendelijk te zeggen.) Omlopen moet ik al lang niet meer, en nu zijn ze ook in haar straat nieuwe asfalt aan het leggen. Maar aangezien het mijn laatste werkdag was voor dit jaar, leek het me wel een goed idee om nog eens te gaan wuiven naar Victoria. Zou ze me nog kennen?
Op weg naar de trein liep ik dus weer een straatje om. En daar zat ze, in het raam. Ze zat dit keer niet te lezen in Het Vaginaboek van Goedele Liekens. Ze was bezig in Godin, held, van Gustaaf Peek. Ik ben dat zelf ook aan het lezen. Het is, laten we zeggen, een wat heftig boek, wat de interlichamelijke transacties betreft. Ineens zag ze me staan, en ze herkende me meteen. Ze leek erg blij me te zien. (Ik vind dat altijd een beetje verwarrend, als mensen blij zijn mij te zien. Ik kijk dan steeds even achter me, om zeker te zijn dat het niet over iemand anders gaat.)
Ze gebaarde dat ik binnen moest komen. Eigenlijk was ik daar nog nooit geweest. De vorige keren had ik haar gezien in de trein, de schouwburg of een café. Nu stond ik binnen in haar werkplaats. De plek maakte me een beetje droevig. Al maakte die poster met een foto uit een dansvoorstelling van Pina Bausch veel goed. Ze had een transparant niemendalletje aan. Daarop waren kleine kerstlichtjes bevestigd. Dat had ze zelf gemaakt, met LED-lampjes, en een batterijtje ergens op haar rug. Haar outfit maakte me wat verlegen. Ik wou niet wegkijken, uit beleefdheid of zo. Ik weet niet waarom, maar doorheen dat stofje leek het alsof haar mooie zwarte lichaam er vermoeid uit zag. Ik vroeg haar toch maar om nog iets extra’s aan te doen, liefst zonder lichtjes.
Ik vroeg haar daarna of ze een zware werkdag had gehad, zo net voor de kerstvakantie.
‘Het viel wel mee eigenlijk. Weet je, veel mannen zijn eigenlijk watjes. Ze willen vooral een beetje gekoesterd worden. Ze willen een beetje tegen mij aan kruipen, een beetje voelen en een beetje kijken. En gewoon wat praten. Ik heb de indruk dat ze allemaal erg opzien tegen dat kerstfeest dat eraan komt. Al dat gedoe. Ze vertellen dat, en dan willen ze een beetje getroost worden. Maar ze vragen wel nooit aan mij hoe het met mij gaat. Dat zal wel logisch zijn, maar toch.’
Ik zei haar dat ik me moeilijk kon voorstellen dat iemand niet met haar zou willen praten. Al zou ik wel een beetje geen zin hebben in een hele avond praten over Wagner. Maar er zijn nog eindeloos veel andere interessante onderwerpen, zoals bv. de diepere zin van de horror die kerstmarkt heet. Ik voegde er nog aan toe dat haar ogen nog steeds mooi en onpeilbaar waren. Dat waren ze ook, maar ik vond dat ze tegelijk een beetje droeviger geworden waren. Maar dat zei ik er niet bij.
‘Dankjewel, dat is fijn om te horen, iemand die eens iets over mijn ogen zegt. Vandaag had ik wel zin in een babbel eigenlijk. Ik ben al de hele dag een beetje rusteloos. Excusez le mot, maar wat voor kutbeslissing is dat nu eigenlijk over die verlenging van die fucking kerncentrales? Ik begon erover tegen een van mijn klanten vanmorgen. Maar hij keek me aan met zo’n blik van: ik ben wel naar hier gekomen om naar uw borsten te kijken, niet voor een gesprek over politiek. Ik heb hem dan maar met zijn kop hier in mijn boezem geduwd, wat tot allerlei gelukzalige geluidjes aanleiding gaf. Goed voor hem, maar ik zat nog wel met dat gedoe in mijn hoofd.’
Ik wou net ook beginnen ratelen over die ongelooflijk domme beslissing, maar ze onderbrak me al meteen.
‘Stel je voor dat ik een bedrijf zou hebben. Iets van lingerie of zo, al dan niet met lichtjes. En ik zou een nieuw voertuigenpark nodig hebben. En dat ik dan zou beslissen om een paar van die oude Amerikaanse auto’s uit Havana te kopen, met als argument: die rijden al zoveel jaar, ze kunnen zeker nog wel wat langer rijden. En ook nog: zo’n auto, dat is een technologie die we kennen. En dat alles in de plaats van zo’n hippe bakfiets met elektrische ondersteuning. Die partijen in de regering, die willen dus oldtimers uit Havana als energiebeleid.’
Daar kon ik niets aan toevoegen. We zaten allebei te glimlachen, een beetje opgelucht, zoals wanneer je een goede vriend na lange tijd ineens weer tegenkomt. Ze had me ondertussen een stukje chocolade aangeboden, Melissa, mmmmm.
Ik vertelde haar dat ik wou langskomen om haar een mooie kerst te wensen. Ik ben niet zo kerstwenserig, niet zo kersterig ook niet trouwens, maar om een of andere reden ging dat door mijn hoofd, dat ik zo graag wou dat Victoria een mooie kerst zou hebben. Die woorden ontroerden haar. Ze streelde even mijn wang, heel zachtjes.
Ze vertelde me nog dat haar liefde voor Houellebecq wel sterk bekoeld was. En qua muziek zat ze nu meer in een Haydnperiode.
Ik vroeg haar of ik haar niet van haar werk afhield. Ze zei me dat ze eigenlijk van plan was bijna te stoppen voor vandaag. Ik kwam als het ware als een geschenk uit de hemel. En dus liepen we even later samen naar het station. Ze had haar arm in de mijne gehaakt.
‘Doe jij dat ook zo graag? Ik wel. En ik kan het zo weinig. Mensen kijken je al vaak na, terwijl dat toch gewoon heel fijn en veilig is.’
Ik vroeg haar nog of ze met die nieuwe uurregeling van de NMBS al een zicht had op welke treinen de grootste kans gaven op vrije zitplaatsen. Ze had net als ik de indruk dat het belangrijkste gevolg van dat nieuwe schema was dat alle treinen korter geworden waren.
In de trein vertelde ze me nog even iets over haar angst om verliefd te worden. Niet zozeer op een van haar klanten, maar gewoon in de wereld daarbuiten. Ze had wel iets stoers, maar tegelijk was ze ook gevoelig, bang om nog eens gekwetst te worden. En ik wou haar nog vertellen over de dingen die in mezelf aan het veranderen zijn, nu ik bijna vijftig ben, maar we waren ineens al in Leuven. Ik moest eruit, zij moest nog een stuk verder.
Er was nog net tijd voor een warme knuffel. Ik wenste haar nog eens een mooie kerst toe, en stapte uit de trein. Ze zwaaide me van achter het raampje nog even na, en toen vertrok de trein. De duisternis in.
1 opmerking:
En nog 's tijd voor een bedankje, Jan.
Een reactie posten