01 maart 2015

Welnu

(Op een zondagochtend vroeg wakker worden, te vroeg, en denken: ik heb een stukjesachterstand voor deze week. Het onaangenaam knagende gevoel, enkele dagen al, van stukjesgemis. Niet eens goed weten wat je zou moeten schrijven, alleen dat.)

Verlangen naar lege plekken. Verlangen naar alles wat je zou kunnen zeggen en aanraken in lege plekken.

Dagen met veel verhalen van pijn en verlies. Ze komen allemaal samen in enkele dagen, zo lijkt het. En je zou willen, lege plekken, om nabij te zijn.

Verhalen die je te vertellen hebt. Met enig gevoel van schaamte. Maar iemand zegt je dat dat helemaal niet hoeft, integendeel.

De dingen die je te doen hebt. Soms probeer je ze, als kaarten, in een volgorde te leggen. Waardoor je ze kunt zien, een voor een. Als in een trager ritme.

Soms zou je ineens willen zeggen tegen iemand: doe dat niet, laten we beleefd zijn voor elkaar, en alleen maar luisteren. Misschien ben je ouderwets. Waarschijnlijk.

Geamuseerd naar iemand kijken. Beginnen rekenen. En denken: hij zou mijn zoon kunnen zijn. Voor alle zekerheid nog maar eens opnieuw rekenen. En glimlachen.

Het is al laat als je – eindelijk – de stapel kookboeken kunt bovenhalen. Bladeren, en zoeken. Wat zul je voor hen maken? Wist je het vorig jaar al niet zoveel dagen eerder? En is dat falen?

Een mooie brief krijgen. Uitkijken naar lege plekken. Om te kunnen antwoorden. En de hele tijd tot dat moment kunnen zien hoe het is, hoe je daar zit te schrijven.

Heel vroeg de fiets op. Naar de markt. Onderweg vaststellen dat je het briefje ‘MARKT’ met de boodschappenlijst voor de markt thuis op de tafel hebt laten liggen. Naast de andere briefjes. Zomaar herinneren dus, uit het blote hoofd. Het komt bijna goed.

Zoals steeds, tijdens het maken, nog minstens 27 keer in het kookboek kijken. IJs van mango. Je weet niet of je het wel kunt, maar het idee is mooi. Niet veel meer dan een uur nadat ja naar de markt vertrok al kunnen zeggen: het ijs van mango is klaar. Of beter: het zit in de diepvries.

En zoals elk jaar is er iets dat je ontregelt en tegelijk een gevoel van thuis geeft. Terwijl je probeert alle boodschappen te doen, en daarna alle gerechten een voor een voor af te werken, en tussendoor ook nog het huis opruimen, en de hele tijd merken dat al die dingen niet echt perfect, maar misschien goed genoeg zullen zijn.

Die avond komen ze binnenwandelen. De tafel staat klaar. Je zegt: laten we eens een fles bubbels openmaken. (Wild!) Ze gaan zitten, en alles valt in de plooi. Je kijkt naar hen, en denkt: wat ben ik gelukkig.

De stilte na het feest. Je bent meer moe dan je had verwacht. Alles nog rustig aan kant zetten, de tafel moet nog leeg. Om een of andere reden wil je het opruimen na het feest altijd alleen doen. Je wilt kunnen nadenken, terwijl je de dingen wegzet. In jouw ritme.

Wakker worden met een deuk in jezelf, of zoiets.

Vroeg weg, voor een lange dag.

Je kijkt, en denkt, en probeert op alles te letten.

De verhalen. Die blijven bij je.

Een mooie vrouw zegt je dat jouw stopwoord het woord ‘welnu’ is. En dat je dus een beetje archaïsch bent, blijkbaar. Je denkt dat je daar wel mee kunt leven, denk je, verlegen.

Thuiskomen, en proberen voorbij de deuken te denken. Die nog even negeren. Snel nog eten maken. Daarna snel nog de mega-afwas van de avond daarvoor doen. Snel nog enkele klussen doen. Tussendoor blijven dromen van het stukjesgevoel. Om uiteindelijk vast te stellen dat het niet zal lukken. Morgen wel, als eerste van de dag, en misschien ook wel als laatste.

Verhalen van verlies.

(Alleen het schrijven. Wat je voelt in je vingers, en hoe het zich verspreidt in je lichaam. Alsof je ze even kunt zien, de plekken van het helen.)

2 opmerkingen:

nieltjebito zei

Wat mooi geschreven. Ik heb het rustig driemaal gelezen en werd er stiller en stiller van.

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven


Rutger Kopland (1934 - 2012)


Misschien, ach ...