14 april 2016

Aarzeltraagte

(Denken dat het woord traagte zou moeten bestaan. Het lijkt zo een beetje op breedte, lengte, dikte, grootte. Het is meer een vorm van zijn, een moment van bijna kantelen, van even blijven in het blijven, een moment van stolling. Meer dan traagheid ooit zal kunnen zijn.)

De huid  van je handen zien. De ene kant lijkt ouder dan de andere. Misschien beschermt de oudere de jongere. Tegen de wind. En tegen monsters.

Jezelf in de spiegel zien. ’s Morgens. Je ziet de ribben. De deuken. De aangeraakte plekken. Iemand zou kunnen zeggen dat je mager bent. Een beetje toch.

Ergens onderweg, tussen de ene en de andere kamer. Even blijf je stilstaan. Het is alsof je de afstand tussen twee leeftijden voelt. En dat je soms denkt dat je hier bent nu, en niet meer daar.

’s Nachts wakker worden. Is het al diep in de nacht? Je wilt niet kijken naar de klok, je wilt het niet weten. Na even kijk je toch.  Je was misschien nog maar een uur verder. Je lichaam lijkt onder een hoogspanning. Alsof beelden door je huid pompen.

Blijven liggen helpt niet, en eigenlijk weet je het. Je moet wachten. Opstaan en traag met je armen zwaaien. Een traagte uitnodigen in je lichaam. Om zich daar te nestelen. Je langzaam over te nemen. Eerst nog even zitten op de rand van het bed, en lezen. Een koude betast je, voorzichtig. En daarna kun je gaan liggen, om te voelen hoe je langzaam in je bedding schuift.

Het topje van je pink voelt afwezig aan. Is het duf, of dof, of voos, of onwillig? Even twijfel je. Ergens moet er een knoop zitten.

Hoeveel plekken zitten er vast? Soms probeer je het te dromen. (Waardoor je nadien zou kunnen zeggen dat je het hebt gedroomd.) Je droomt dus. Dat een geduldige hand al die plekken helemaal los maakt, helemaal zacht. Hoe het zou zijn. Het is te veel om te vatten. Het zou te veel zijn. Je zou al snel denken dat het niet mag, dat jij er geen recht op hebt. En je zou aarzelen, net voor het verzachten van de laatste plekken, wanneer het dus dichtbij zou komen. Dat punt, dat kantelpunt.

En soms vraag je je af. De woorden die gezegd zijn. Over de liefde, en zo, om maar iets te zeggen. Ze schoven in de tijd, konden even meeliften. En ook als de tijd verandert, de woorden zijn er nog, ergens, daar. Ze blijven, ook al zijn ze onzichtbaar, lijken ze achteloos achtergelaten, of zijn ze veilig opgeborgen. Die woorden dus. Misschien is het goed dat sommige van hen een plek vonden in een gedicht, een plek zijn geworden. Ze blijven, denk je. Als sporen in een landschap.

Het was een gedachte die vroeger vaak door je heen ging. Dat een landschap zich alles herinnert. Elke stap die je daar ooit zette. Ook al ging de wind erover, ook al was er regen, of storm. Het landschap herinnert zich alles.

En dat die gedachte als een voorwaarde was om te denken dat troost mogelijk zou zijn.

Soms denk je aan dat woord, troost. Ergens onderweg, tussen de ene en de andere kamer.

Wie in je hart is, je kunt hen zien. Soms kijk je naar hen, in je hoofd, dus. Hoe ze bewegen, hoe ze door de kamer gaan, de trap op. En hoe de ruimte reageert. Hen onthaalt, soms.

Soms is het alsof je een brief bent. Je legt de woorden zorgzaam naast elkaar. Elk woord raak je aan. En dat alles terwijl je gewoon over straat loopt, of zo. Soms is er een kleine aarzeling. Tussen twee zinnen. Of ergens midden in een zin. Bijna had je iets gezegd. Bijna had je een waarheid aangeraakt die graag aan de andere kant van de woorden was gebleven. Bijna. Iemand zou je kunnen lezen. Soms denk je: het mag.

En wat je leerde over wat breekbaar is.

Je kijkt nog eens naar je handen. Misschien zijn zij verbonden met andere lijnen in de tijd. Misschien weten zij iets. Iets dat niet verder in je lichaam binnen mag sijpelen. Het is iets met vertrouwen, denk je. Zij weten het wel.

Je zou ook stukken uit die brief kunnen halen, voorzichtig losmaken. Je zou die stukken, als zinnen, in zinnen, in je zinnen kunnen loslaten. Uit handen geven.

Wat te doen met de scheuren? In je huid. Iets met het licht, dat binnen kan. Maar ook waar je de buitenwereld kunt zien. Waar je onbeschermd bent, en dat altijd zult blijven, daar. Het is.

Iets met dansen.

En de wind.

Geen opmerkingen: