Nog een beetje in de war. Niet meteen weten hoe dat moet, een vrije dag.
Tijd verliezen. Erg pedagogisch. Al weet je dat steeds pas nadien.
De muziek maakt je zacht, zachter. Iets met de wind.
Meisjes op de bank. Het verjaardagscadeau is ingenieus ingepakt. Weer een boek!
Iets met staartjes en krulletjes.
Een verhaal dwaalt door je hoofd. Verdwaald. Of nog niet klaar voor de uitweg.
Je blijft zitten in het café. Je vriend komt binnen. Je bent een beetje verlegen. Je vertelt, toch maar.
Op weg naar het restaurant waar je met een vriendin hebt afgesproken. Moeite doen om niet veel te vroeg daar te zijn. Je bent te vroeg daar.
Even preventieve buikverwarring, zoals altijd. Het komt wel goed, zeg je.
Aangenaam gesprek. En onverwacht ook nog bijzondere andere gasten in het restaurant. Je bent verheugd haar te zien. Je ziet er goed uit, zeg je. Opgelapt, zegt ze. Maakt niet uit, denk je, levend!
Uitgestelde buikverwarring later. Kan ook vorm van vakantietoestand zijn.
Vakantiegevoel. Eindelijk aan die dvd-box beginnen. Iets met een brug.
Vakantie of niet, vroeg eruit. (Je werd eigenlijk al voor de radio wakker.) Marktdag. (Je hoort iemand grommelen, op afstand.)
Mentale voorbereiding. Je hebt nog een boekenbon liggen voor die winkel.
Je bezoek daar zo kort mogelijk houden. Een nieuw veggiekookboek. Aanvaardbaar resultaat.
Poging tot middagdut. Onderbroken door bericht: de afspraak is nu. Je lijf heeft geen zin.
Een verhaal gaat door je hoofd, ook onderweg. Een zin blijft.
Geen zin in die klusjes, je zou willen dat ze ver weg blijven. Voor even toch.
Onverwacht avondbezoek. Je hebt alle tijd. Verhalen. Ze blijven nog hangen in het huis.
Je mocht uitslapen. Je wordt extra vroeg wakker. Iets.
Het zijn dagen met een drukke verjaardagscadeauorganisatie. Alles komt in orde.
Vlaag van overvleugelend verdriet. Tijd sijpelt weg.
De boekaarzeling. Welk boek van de stapel?
Toch maar dat kleine boekje, van de boekenweek. Dat zal snel op zijn.
Je met moeite knikkend door een namiddagdip heen proberen te lezen.
Tijd voor woorden, toch maar. Ze dienen zich aan, het is niet anders.
Die avond twee verjaardagsfeestjes. Je neemt je voor om zeker niet té vroeg op het eerste aan te komen. Je komt erg vroeg aan, ondanks traag fietsen. Of poging tot.
Verhalen over die ziekte. (Je schaamt je eigenlijk, dat jij al bij al zo ongehavend door alles door kwam.) (Je hoort iemand ergens in je hoofd kwaad reageren, dat je dat niet mag denken.) (Je weet het.)
Op weg naar het tweede feestje. Je fietst soepel langs het spoor. Een mooie avond.
Altijd in de war over je feestjescompetenties. Soepel binnenwandelen, soepel ergens een plek zoeken, soepel proberen je in een gesprek binnen te loodsen. Je kunt het niet echt, doet het toch maar.
Toch ook blij dat je naar huis fietst, bijna middernacht. Je hebt een koud stukje in jezelf.
Niet echt klaar voor de nacht. Ingewikkelde dromen.
Veel te vroeg wakker, dus.
Doen alsof je traag op gang komt. Nog genoeg krant over, gelukkig.
Een ochtendaarzeling.
Poetsen dan maar.
In de zon fietsen. Foto’s maken. Niet verbranden, dus.
Nog even fietsen. Als je nu zou gaan liggen met de napoetsrug, dan zou je niet meer recht komen.
Een stevige helling. Het voelt wel lekker. Of zoiets.
En dan tijd voor de napoetsrug, in uitgesteld relais.
Nadeel van de ene dag een dun boekje lezen. Het ‘welk boek nu’-moment verschuift gewoon een dag. Je laat vier boeken heen en weer door je handen gaan.
Het boek dat je van je vriend kreeg dient zich aan. Even later merk je dat het de goede keuze was.
Denken aan woorden.
Denken aan aardappelen.
(O jee.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten