Je zit in de zaal tijdens een conferentie. Een bekende Nederlandse prof vertelt met veel flair en humor over de grote veranderingen die ons te wachten staan. Geen tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk. Hij is erg goed in beeldende woorden. Hij neemt zijn publiek mee op weg in zijn verhaal.
Zijn verhaal raakt een kantelpunt, ergens in je hoofd. Aan de ene kant de wil om met een open geest te kijken naar nieuwe ontwikkelingen, om na te denken over grote maatschappelijke veranderingen, om ‘mee’ te zijn met wat er gebeurt, om flexibel en veerkrachtig mee te drijven met de tijd en er de goede dingen in te zien, om rustig te kijken naar de nieuwe generaties. Aan de andere kant soms een zekere verandermoeheid, een verlangen om in de berm te gaan zitten, watching the river flow, een stiekem verlangen om niet meer mee te moeten doen met al die veranderingen.
En het is zo moeilijk om juist te begrijpen wat dat kantelpunt is. Waar gaat de behoefte om trouw te blijven aan een aantal waarden ongemerkt over in een vorm van nostalgie? Waar gaat een oprechte kritische bekommernis over in iets van angst? Vanaf waar is je gevoel van uitrekken van je vermogen tot veranderen niet meer dan een vermoeidheid? In hoeverre is de weerstand die je voelt gewoon natuurlijk en telkens een tijdelijke vorm van aanpassing?
Je probeert je al die grote transformaties die de spreker uitlegt voor te stellen in je hoofd. Je probeert telkens iets te zien van de maatschappelijke gevolgen van die veranderingen. Allerlei spontane reflexen komen in je op. Je ziet resultaten die je niet wenselijk vindt, op het eerste gezicht. Je denkt aan kwetsbare groepen die het nog moeilijker zullen krijgen. Je ziet voor de zoveelste keer vluchtwegen die het mogelijk moeten maken planetaire grenzen niet te moeten zien. Je ziet het allemaal…
Maar er is meer. Je voelt hoe je verandercapaciteit en je adaptatievermogen worden aangesproken, om maar meteen enkele dure woorden te gebruiken. Je krijgt de hele tijd de boodschap dat we een meer veerkrachtige samenleving moeten maken, dat we niet moeten proberen ontwikkelingen al te zeer te sturen met de instrumenten van het verleden. Het klinkt ook als een persoonlijke oproep. Iets als: omarm de verandering, koester de chaos, zorg dat je soepel mee kunt drijven en je zult overleven.
En iets maakt je bang. Of is het ongerust? Of is het bezorgd? Of is het machteloos? Of is het dom? Je weet het niet goed. Je hebt een probleem met het enorme tempo van de maatschappelijke veranderingen. Langs vele kanten, en als onderdeel van vele agenda’s, wordt die flitsende verandering erg gepromoot. We moeten allemaal nog flexibeler, nog ‘fluïder’ worden, nog mobieler, nog gemakkelijker in staat een nomade te zijn die niet verlangt naar ‘oude’ zekerheden, nog meer in staat te leven als een freelancer. Wie niet mee kan, verliest. Je hebt grote vragen bij die algehele mobilisering. Je bent ervan overtuigd dat veel mensen dat tempo helemaal niet aankunnen. Je denkt dat het veel mensen ‘ontheemd’ achterlaat, waardoor ze gaan verlangen naar eenvoudige waarheden (die dan weer worden vertolkt door de populisten aller landen). Je maakt je veel zorgen over de identiteitspolitiek die voor velen heel aantrekkelijk wordt. Je ziet nieuwe tweedelingen opduiken.
Het is dus een oprechte bekommernis, denk je. Het gaat ook om een aantal persoonlijke waarden. Zoeken naar een vorm van trouw blijven aan jezelf. Een vorm van soberheid of spiritualiteit waardoor je dichter bij jezelf kunt blijven en hopelijk minder de speelbal wordt van de leegte van een consumptiecultuur. Het is ook een vorm van verzet, of bewust kiezen voor een houding, in alle autonomie, waardoor je ook een stuk vrijheid terugwint. Je denkt voor jezelf iets als: ok, facebook wil ik nog wel doen, maar ik wil geen smartphone en ik wil niet twitteren, want ik wil een stuk autonomie over mijn tijd zelf houden en ik wil dat eindeloze gezeur en dat opbod aan meningen niet over me heen laten gaan. Een verdedigbare keuze, maar hoe lang kun je die volhouden? Want alles blijft maar veranderen.
Je weet niet goed hoe dat juist zit met de boeddhist in jezelf. Is de keuze om niet mee te doen met sommige dingen een goede vorm van iets als ascese? Maar is je verlangen om te kunnen zeggen dat je een beetje afhaakt dan weer een vorm van te veel vasthouden, nog te weinig leeg zijn (leeg in de goede zin van het woord)? Je weet het eigenlijk niet zo goed. Misschien is het ook een vorm van oud worden, en mag het ook gewoon, een beetje afhaken. Maar dan begin je weer te rekenen hoe lang je nog zou kunnen leven.
Je denkt vaak aan je grootvader. Hij was geboren in 1900 en had een groot deel van die eeuw gezien, de grote verandering. Hij kwam uit een wereld die nog erg traag en klein was, maakte twee oorlogen mee, en zag de opkomst van de consumptiecultuur. Je had altijd het gevoel dat hij een soort ‘trage aanloop’ had in zijn hoofd, waardoor die versnelling op het einde gemakkelijker was. Jij kwam op de wereld in 1965, en als adolescent had je al het gevoel dat je geboren was in een tijd die al te zeer in een versnelling zat.
En nu twijfel je soms. Je hebt al zoveel zien veranderen, sinds je een kleine jongen was. Je voelt dat je voor veel van die dingen ook veel moeite moest doen, dat het inging tegen wat je zelf eigenlijk wilde; Het was moeilijk. En soms bleek het nadien helemaal niet zo moeilijk. Zo was het een enorme drempel om dat oude trouwe analoge fototoestel achter je te laten. Gaan werken met een digitaal toestel voelde als een soort verraad. En je mist nog wel het gevoel van dat oude toestel in je handen, en wat het met je deed. Maar je bent ondertussen ook wel gewend aan het andere. Hoe moet je de juiste balans blijven vinden, hoe weet je dat je pogingen om trouw te blijven aan je waarden toch niet een verkapte vorm van ‘oud’ zijn blijken te zijn?
Soms beangstigt het je. Als je terugkijkt, en ziet hoezeer je al veranderde, dan is het idee dat je in de rest van je leven nog eens evenveel zult moeten veranderen je soms te veel. Soms denk je oprecht dat de mens niet gemaakt is voor zoveel snelheid. (Je leerde die gedachte ooit van een techniekfilosoof.) Soms denk je dat het ingaat tegen de natuurlijke en goede behoefte om een plek te hebben, om je ergens veilig te kunnen voelen. Maar misschien zit er in die reflex tegelijk een heel persoonlijke dimensie, die te maken heeft met de onveilige zone in jezelf, een zone die misschien wel nooit anders zal worden.
Soms is er dus een stemmetje in je hoofd dat zegt: mag ik niet gewoon afhaken, en de dingen vanaf nu aan mij voorbij laten gaan? Het voordeel van de leeftijd die je stilaan hebt is dat je dat ook een klein beetje mag gaan doen. Een klein beetje. Je mag een rol van ‘iets oudere’ vervullen tegenover jongeren. Je mag met vertedering en bezorgdheid kijken naar jonge mensen, in het besef dat jij ondertussen op een andere plek in het leven staat. Maar tegelijk is er een verlangen om nog een heel stuk leven op een aangename en voldoende beweeglijke manier te kunnen hebben, samen met mensen die je dierbaar zijn, mensen die je nog vele jaren wilt kunnen bekijken, met wie je nog eindeloos veel gesprekken wilt kunnen voeren. Er is een verlangen om dichter te komen bij een vorm van wijsheid, en wijsheid veronderstelt toch ook een vorm van openheid, van jezelf steeds in vraag stellen. Dus mag je niet echt afhaken, denk je dan. Dus is het nodig dat je telkens opnieuw probeert te begrijpen, probeert te zien wat het grotere plaatje is.
Misschien is er diep vanbinnen een vorm van vermoeidheid die met andere dingen dan verandering te maken heeft. Misschien ook niet. Misschien is er gewoon een vermoeidheid die aangeeft dat het bijna tijd is voor vakantie. Misschien is het niet meer dan de tijdelijke duizeling die je telkens opnieuw voelt in je hoofd als er uitdagende nieuwe ideeën in komen die je verworven zekerheden doen wankelen. Misschien is er dus wel niets aan de hand. En toch…
Het idee van ‘ik doe even niet meer mee, ik laat de stoet aan mij voorbij gaan’ is misschien wel meer een vorm van weerbaarheid dan van falen of tekortschieten. Misschien is twijfelen en in de war zijn en een beetje bang worden en dat observeren wel net een vorm van drijven die goed is.
En wat men je ook wijsmaakt, denk je, je zult altijd graag brieven schrijven, met de hand, en met zwarte inkt. En het idee dat je dat altijd zult doen, dat is al veel. En het idee dat je je nu al kunt voorstellen aan wie je die brieven zult schrijven, ook dat is al veel.
Genoeg gezwalpt in je hoofd dus. Voor nu.
1 opmerking:
Zo herkanbaar! Dank je, Jan.
Ann
Een reactie posten