Je fietst laat door de
nacht. En even daarna (zo voelt het wel) fiets je vroeg door de ochtend. Het is
koud. De koude beneemt je de adem als je moet klimmen.
Gedachten. Over op weg
zijn. Onderweg. Of toch doen alsof.
Af en toe denk je dat
je er al bent. Dan blijkt er weer een volgende helling te zijn, en nog een, en
nog een.
Stel je voor dat er
een bestemming zou zijn.
Aankomen in de verhalen. Daar waar ze verteld worden. Met de
tijd die nodig is. Vertel eens een verhaal. Je zou het kunnen vragen. Vertel
nog eens een verhaal.
Daar waar je kunt schuilen. Waar de wind je niet kan raken.
Waar het onweer op een afstand blijft. Waar er geen monsters zijn die ’s nachts
door de gangen sluipen.
En de brieven die je zou schrijven. In je hoofd kun je ze
zien, de brieven. Geduldig schrijf je, regel na regel. Je zou daar zitten, aan
de tafel. Je zou je rug niet voelen, je hand niet voelen. Je zou alleen kijken
naar de woorden. Hoe ze hun ritme volgen. En hoe je de brieven daarna netjes
weg zou brengen naar de brievenbus. Uit handen geven.
En de pijn die zo maar van je af zou glijden. Als water. Iemand
zou je uit kunnen kleden, je aanraken, en zeggen dat de pijn weg is. En het zou
goed zijn.
Waar je naar de kinderen kunt kijken. En zien hoe ze groot
worden, en nog groter. Af en toe zul je proberen hen in de war te brengen. Je
zult iets zeggen, en ze zullen je een beetje argwanend aankijken. Misschien
even kijken naar hun mama. Maar je zult met overtuiging volhouden dat alles wat
je zegt helemaal waar is. En jaren later zullen ze je eraan herinneren, en
zeggen dat het toen toch niet waar was. En dan zul je het ook toegeven.
Misschien.
Daar waar je je neer kunt leggen, en zeggen dat je je best
gedaan hebt.
De anderen. Je houdt van hen. Je kunt het zeggen, dat het
goed is te blijven. Daar. En dat ze niet zouden weggaan. Of alleszins altijd
zouden terugkomen.
Misschien ook wel de beweging zelf. Als je ooit zo ver zou
komen.
Je stem die nauwkeurig alle woorden uitspreekt. Zonder een
aarzeling. Tot ze klinken. Tot de woorden hun bestemming vinden.
En de noten op de piano. Of de gitaar. Het maakt niet uit.
Dat je speelt wat het verlangen in je hoofd hoort.
En iets met warm water. En iemand naast je.
En kijken. Eindeloos kijken.
De moeilijkste misschien. Dat je niet meer hoeft te
vluchten.
De boeken waarschijnlijk ook wel. Stapels, die je
voorzichtig kunt aanraken. Die je in een steeds andere volgorde kunt leggen.
Die ene droom natuurlijk ook.
Daar waar de vrede is. En waar je vrede hebt.
Het elders dat altijd al hier was.
En de verhalen van wie vroeger was. De verhalen van wie niet
meer in je leven, in dit leven is. Dat je het zomaar zou kunnen vragen, om nog
eens te vertellen. Wil je dat nog eens vertellen? Hoe zat dat eigenlijk? Waar
had je dat ding eigenlijk gelegd? Want we hebben het nooit teruggevonden.
Daar waar en wanneer het niet meer uitmaakt of het leven
kantelt in de dood.
En dan de zee. De terugkeer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten