Wel een beetje koud, denk je, bij het begin van de week.
Stukken van je lijf die kraken. En zo.
Dat kaartje is weg. Zou de wereld nu instorten? (Waarom eigenlijk?)
Die merkwaardige kleuren op de gevel door die verlichting. Tijdens de vergadering zijn ze aanwezig. Jij bent een beetje afwezig, in momenten. Een berichtje over, ook, Klara. Aanwezig.
Verhalen zijn dichtbij. Waren niet weg, eigenlijk.
Alsof je naast je herinneringen staat, en kijkt. Ze zijn scherp. En toch.
Jezelf in een hoopje draaien in bed, en zo de warmte voelen uitbreiden.
Een ingewikkelde droom. Dit keer ben je niet je schoenen kwijt, maar wel je treinticket. Naarmate je het probleem probeert op te lossen, geraak je steeds verder van huis, of zoiets.
Die dag ben je thuis.
Op zoek naar een nieuw vuilnisbakje. Je weet niet hoe oud het vorige was. Heel oud, dat wel. En toch een beetje triestig. Dingen die verslijten, niet jouw ding, eigenlijk.
Die middag op bezoek. De verhalen. En, vraagt ze. Je voelde het al aankomen. Dat ze best kwaad mag worden, zeg je. Je kijkt naar de verhalen. (Iets maakt je droevig.)
Zomaar midden op de dag in je leeszetel, naast de verwarming, met ook nog een dekentje. Alsof het zomaar zou mogen.
Herinneringen waden in en uit. Je kijkt naar je handen.
(Het is wel belangrijk dat het kaartje op de juiste dag aankomt.)
Een ingewikkeld verhaal tijdens de vergadering ’s avonds. Sommige dingen begin je toch al te begrijpen. (Misschien ben je niet helemaal dom. En zo.)
De volgende ochtend. Op de tafel. De stevige handen op je rug. (Het zou lang mogen duren, denk je. Je mag dat niet denken, denk je. Dus denk je het maar.)
De vergadering van de volgende dag voorbereiden. Kijken naar een tabel.
Weer thuiskomen, en denken aan een stem.
En ja. De verhalen. De randen. Het toekijken, naar de verhalen.
Warm.
De volgende dag. Klaar voor de vergadering met de tabel. Denk je toch.
Je denkt allerlei dingen, tijdens die vergadering. (Ook dat je een feminist bent, onder meer.)
Die avond. Je zit in een debat. De journalist stelt je voor als, samen met hem, de ouderdomsdeken. (Vanaf hier kan het alleen nog bergaf gaan, misschien.) Eigenlijk doe je dat wel graag, denk je, terwijl je daar op dat krukje zit te antwoorden op de vragen.
En het leuke van zo’n debat in een andere stad. Dat je nog zomaar een uur kunt lezen in dat boek. (Het ligt trouwens lekker in de hand, dat boek, je bent al ver genoeg opdat je het al voorzichtig open kunt leggen.)
Eerst nog een berichtje. Anders gaat er iets fout in de kosmos. (Zoals de wereld die instort, of zo.)
Een bijzondere droom. Die eindeloos lang lijkt te duren. Iemand die je kent. Daarna ook nog haar zus. En ook zonder. En dan nog iets met dat tijdschrift. Een glimlach. En het besef dat mensen die je kent er anders uit kunnen zien dan je dacht.
Die ochtend op de markt. Een andere plek. Soms blijft die boodschappentas vol groenten netjes op je fiets staan achteraan, soms schuift die de hele tijd weg. Dit keer is het de schuifvariant.
Een dag met een tabel. (De vorige dag had je zomaar een applaus gekregen, je bent nog steeds een beetje verlegen.)
Soms denk je aan randen.
Je staat moe op het perron te wachten. En je denkt: ik wil alleen maar naar huis. En ook warm. (En misschien een glas wijn.)
Stukjesverlangen. (En eigenlijk te moe zijn. Maar dat is misschien iets voor watjes.)
Een beetje strompelen door de woorden. (Deze dus.)
Nog een kosmoswarmwens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten