Het was een heftige week, denk je.
En het begon met een tekstje. Enkele woorden op een rijtje.
Wat eraan voorafging. Het gesprek dat je had met dat meisje, na de les die je had gegeven. Ze bleef maar vragen. Hoe het zou zijn, concreet, de klimaatverandering. Ze wou het zich kunnen voorstellen, hoe het voor haar zou zijn. En ze leek bang, bezorgd. En je wou iets kunnen doen, om haar hoop te geven. (Misschien klinkt het een beetje melig zo, maar het was wel zo, eigenlijk.)
Het was alsof je je verantwoordelijk voelde voor haar, en die anderen in de zaal, of zoiets.
Dat had er iets mee te maken, denk je.
Een tekstje dus.
Het is raar, je weet nog altijd niet hoe dat werkt. Vooraf zie je enkele dingen in je hoofd. Heel troebel zie je stukken, als stenen, die je in elkaar gaat passen. Je ziet, soms, in welke volgorde ze liggen.
En je begint te schrijven. De woorden schrijven zichzelf, denk je soms. Het gebeurt voor je ogen. En na even, niet zo heel erg lang, is het klaar. Je leest het nog eens na, en je verstuurt het. Enkele dagen later zal het verschijnen op die site, en dan zullen misschien enkele mensen het lezen, denk je. Je vermoedt dat het niet veel zal doen.
Het blijft hoe dan ook een mysterie. Uit de leegte komen die woorden. Via je vingers komen ze daar na elkaar te staan, netjes in volgorde. Het tekstje vliegt van je weg, ook weer in de leegte. En dan, misschien, ergens, je weet niet waar, zal er iemand zijn die die woorden weer gaat lezen. Die woorden doen dan, misschien, iets in haar of zijn hoofd. Iemand, ergens, kijkt naar jouw gedachten. Voelt iets. Of niet. En verder gaat het ding zijn eigen leven leiden. En misschien is er iemand die je ooit erover zal aanspreken, en zegt dat het mooi was of zo. En dat lijkt je al heel veel. Meer dan je verdient.
Het tekstje hangt ergens in de lucht. Er gaat een weekend over.
De ochtend van de nieuwe week, bij het wakker worden, herinner je je ineens dat het tekstje straks zichtbaar zal zijn. Om een of andere reden voel je je een beetje op je hoede.
Wanneer je op het werk bent, staat het daar inderdaad op het scherm. Klaar. Het is in de wereld. (Toch voor die tien mensen die het zouden kunnen lezen, denk je.)
Terwijl de uren vorderen zie je dat mensen het beginnen op te pikken, zachtjes aan. Morgen is het wel weer weg, denk je.
Morgen. Een telefoon. Een aardige mevrouw van de radio. Of ze je zouden mogen interviewen. Over dat stukje. Ze vinden het heel goed. Ze heeft veel vragen. Ze vraagt ook waarom je het hebt gemaakt, en je zegt iets over het meisje.
Even later belt ze terug. Of je niet gewoon naar de studio kunt komen. Dat is zoveel handiger.
Tussendoor heb je ook nog even je evaluatiegesprek. Daarna maak je je klaar om naar de studio te gaan. Te voet naar de omroep lijkt wel het handigst. Dan kun je terwijl nog even nadenken. En ook zien wat er gekomen is van dat grote gat in de weg.
En onderweg is het ineens alsof je het kleine jongetje ziet dat je bent. Dat je gewoon een tekstje in elkaar prutst en dat er dan een mevrouw met een mooie stem belt of je naar de radio wilt komen. En dat je je realiseert dat het dus zou kunnen dat er iemand (iemand van die tien of zo) zou kunnen zijn die je zou kunnen horen. Het jongetje stapt dapper verder over de steenweg. Net echt.
In het gebouw komt de mevrouw die je belde je ophalen. Het is een fijne mevrouw. Je bent een beetje verlegen als je met haar in de lift staat. Ze praat honderduit. Je mag even op de bank gaan zitten (je bent zoals gewoonlijk weer veel te vroeg). Je kijkt rond. Een wonderlijke plek. Daar een beetje verder zijn die mensen radio aan het maken. Je praat nog even met iemand die je kent die daar ook werkt.
En dan zit je ineens in die studio. De meneer met de heel mooie stem – nu zie je eindelijk hoe hij er in het echt uitziet – zegt dat jouw stukje enorm veel wordt gelezen en gedeeld. Of dat zo is, vraag je. (Misschien zijn het er toch meer dan tien, denk je. Dat je die namiddag ook al een vraag kreeg van een mevrouw van de krant, zou daar ook op kunnen wijzen.) Het is wel spannend om te zien, hoe het allemaal werkt in die studio. Hoe ze alles in elkaar passen. (Het kleine jongetje wil zoveel vragen, maar daarvoor zat je niet hier eigenlijk.) Het wordt een fijn gesprek met de meneer. Je bedankt hem.
Nog voor je buiten bent, heb je al een berichtje gekregen van een vriendin die je had gehoord.
Morgen zal het wel echt voorbij zijn, denk je.
En wat je de volgende dag eigenlijk vooral denkt, is dat je stiekem hoopt dat je maatje je gehoord heeft of dat hij je stukje gelezen heeft. En dat hij het misschien goed zal vinden. (En een beetje later stuurt hij je inderdaad een berichtje, en je bent gelukkig.)
Je krijgt de indruk dat er iets aan het gebeuren is, daar, ergens. Op de nieuwssite is een stukje gemaakt over dat gesprek de vorige dag. Dat stukje begint geweldig rond te gaan, blijkbaar. Er komen steeds meer reacties binnen, langs allerlei kanalen. Later komt er nog een ander stuk, op een andere site. In de vooravond praat je met een journaliste.
Om een of andere reden heb je een gevoelige plek geraakt, blijkbaar. Je weet niet goed wat je moet denken. Het is natuurlijk fijn dat dat tekstje enige rimpel veroorzaakt, maar dit had je helemaal niet verwacht. Maar morgen zal het wel over zijn, denk je.
Morgen. Het is nog niet gedaan. Je zit in een vergadering. Verschillende mensen daar kijken je veelbetekenend aan, of zoiets. Blijkt dat ze allemaal je stukje en de stukjes erover gelezen hebben. En dat ze het om een of andere reden goed, en moedig of zo vinden. Er belt nog een journalist. Of je snel zou kunnen terugbellen. Je vertelt nog eens het verhaal. Je vertelt ook over het meisje. (Dat zal wel niet in de krant komen, denk je. Maar voor jou is het wel belangrijk.)
(Ondertussen zie je op allerlei plekken ineens artikels verschijnen over hetzelfde onderwerp. Onbewust ben je misschien een heel klein schakeltje geworden in een kleine golf op het water. Het zou te veel eer zijn, maar misschien is het wel zo, toevallig. Er blijven reacties binnenkomen. Het zal nog even doorgaan. De volgende ochtend zie je jouw naam in de krant staan.)
Het kleine jongetje ziet het allemaal gebeuren. Met de verwonderde ogen van zijn grootvader.
En je denkt aan het meisje. Misschien hoort ze ooit wel dat zij mee zorgde voor een kleine rimpel op het water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten