‘En ergens in de namiddag komt dan soms het verdriet. Je moet er soms enkele dagen op wachten, het neemt de tijd die nodig is.’
‘Alsof het eerst stil moet worden boven het water of zo.’
‘Ja, zo is het wel.’
‘Ben je nooit bang van het verdriet? Dat het te groot zou worden?’
‘Ik denk het niet. Als het komt, zorg ik ervoor dat het goed ontvangen wordt. Als een gast, een stille gast weliswaar.’
‘En gasten vertrekken ook steeds weer.’
‘Ja, tegen de avond zijn ze weer weg. Je bent blij dat ze er waren, en het is ook goed dat ze weer weg zijn.’
‘Het lijkt bijna alsof je erop wacht.’
‘Ik weet het eigenlijk niet zo goed. Het is zoals jij zei, dat het stil moet worden boven het water. Daar wacht ik wel op. En die stilte doet iets met mijn lichaam, dan voel ik dat ik op een plek ben die dicht bij me is.’
‘We doen dat wel goed eigenlijk. Misschien worden we wel zachter, met het ouder worden.’
‘Het is dubbel. Aan de ene kant zie je beter de sporen van wat was. Misschien ben je meer gekwetst dan je eerder wilde zien. En aan de andere kant wat je deed om goede dingen te maken. En wat je misschien niet kunt veranderen of herstellen. Je kunt beter kijken naar jezelf, als naar een rivier die voorbij stroomt, of zoiets.’
‘Jij houdt wel van beelden die met water te maken hebben.’
‘Blijkbaar wel ja.’
‘Meestal zie ik dat zachte wel, en voelt het ook goed. Maar soms is het toch alsof ik alleen maar de sporen zie, en hoe die zich teruggetrokken hebben onder mijn huid.’
‘Dat herken ik ook. En soms ben ik dan bang voor hoe het zal worden als ik oud ben. Alsof alles zich op zou sparen.’
‘Maar het kan toch ook anders gaan, dat kunnen we toch ook geloven. Dat alles zacht wordt.’
‘En dat zo de cirkel weer rond is of zo?’
‘Ja, zo bekeken wel.’
‘Dat is een mooie gedachte. Misschien is dat iets dat we ook samen moeten doen, op een of andere manier.’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Kijk, zie je de lucht daarbuiten? Het lijkt zo rustig, zo helder.’
‘Soms als ik naar de lucht kijk ’s nachts moet ik aan je denken. Aan de verhalen die je vertelde.’
‘Ja? Is dat zo?’
‘Ja, ze zijn altijd een beetje bij me gebleven.’
‘Zo’n heldere nacht lijkt soms ook te zeggen dat het mag, dat je zonder opsmuk mag zijn, dat je je niet hoeft te verbergen achter je dikke kleren of woorden of zo. Dat het mag.’
‘Geloof je dat dan nog altijd niet? Na al die jaren?’
‘Officieel wel natuurlijk.’
‘Het mag, geloof me maar.’
‘Het is wel fijn om hier zo te zitten. Het is veilig.’
‘Misschien zijn we wel aangekomen in het hier en nu.’
‘Zoals in die film?’
‘Ja, wie weet.’
‘Dat zou mooi zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten