22 december 2017

Een stem

‘Zo wonderlijk, dat ik je nu hoor.’
‘Ja?’
‘Ja. Het zat al een paar dagen in mijn hoofd, dat ik je stem graag wilde horen. Het is al zo lang geleden. En ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn, om je nog eens te horen.’
‘En is het zoals het in je hoofd was?’
‘Nee, anders toch. Beter eigenlijk. Alsof je echte stem toch meer in kleur is, en in mijn hoofd meer zwart-wit.’
‘Het is ook wel fijn om jouw stem te horen. Hoorde je dat al eerder? Van de kosmos?’
‘Alleen nog maar van de kosmos eigenlijk. En nu ook van jou.’
‘Straks geloof ik je nog.’
‘Ik kan je moeilijk vragen nu om een stuk van een boek voor te lezen. Of wel? Om je stem te horen.’
‘Dat zou er wel een beetje over zijn ja. Dat boek verdient beter dan mijn stem.’
‘Ik mag waarschijnlijk niet vragen hoe het met je gaat?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘En als ik het toch doe?’
‘Dan zeg ik je dat het goed gaat, wat dacht je?’
‘Vorige week zag ik nog een gedicht waarbij ik aan je moest denken. Maar ik durfde je niet even op te bellen om te zeggen dat er een mooi gedicht was voor jou.’
‘Waarom niet? Misschien had ik dat wel fijn gevonden.’
‘Het was niet aan mij, denk ik.’
‘Ja, dat is waar.’
‘Maar weet je nog dat het vandaag een speciale dag is?’
‘Ja. Een van de drie.’
‘Ik liep vanavond terug naar huis, na het werk, en even leek het alsof ik je weer zou tegenkomen, op dezelfde plaats.’
‘Dat zal natuurlijk niet gebeuren. Daar zorg ik wel voor.’
‘Je stem klinkt eigenlijk een beetje droef. Mag ik dat zeggen?’
‘Jij mag dat.’
‘Kan ik daar iets aan veranderen?’
‘Nee, gewoon praten. Blijven praten.’
‘Hoe staat het met de kerstboom trouwens?’
‘Hij staat nog, dit keer. Nog niet omver gevallen.’
‘Bij mij ook, maar die is wel kleiner, en volledig uit hout.’
‘Je merkt, ik heb nog steeds niets te vertellen.’
‘Dat was bij jou een soort eerste fase in het gesprek. Zeggen dat je niets te zeggen hebt. Het was steeds een kwestie van een beetje wachten, en dan werd het altijd heel interessant.’
‘Ik moet eigenlijk nog een beetje sorry zeggen, dat het zo lang duurde.’
‘Het is wel oké hoor.’
‘Nee, het is niet oké, en je mag dat ook niet te snel zeggen. Dat doe jij altijd, en zo hoort de wereld jou niet.’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘Natuurlijk heb ik gelijk.’
‘We kunnen het nog, vind je niet?’
‘Dat heb ik altijd geweten. En dat was misschien wel een beetje moeilijk. Maar dit heb ik niet gezegd.’
‘Ik ben eigenlijk een beetje zenuwachtig. Alsof ik je honderd dingen zou willen vragen, en niet weet of het wel mag.’
‘Gelukkig kun je mij nu niet zien.’
‘Je weet toch dat ik door de telefoon kan kijken?’
‘O ja, dat is waar, even vergeten.’
‘Zou je misschien toch even een stukje kunnen voorlezen uit het boek waarin je nu bezig bent?’
‘Er was een stukje, gisteren, waarbij ik aan je moest denken. Zal ik dat voorlezen?’
‘Ja, ik luister.’

Geen opmerkingen: