Een vraag die af en toe weer in je hoofd binnen dwarrelt. Misschien is het ook een van die vragen waarop je het antwoord herformuleert met het ouder worden. Hoe zit dat? Sporen nalaten?
Je dacht het een van de vorige dagen nog, hoe gelukkig je bent dat zoveel mensen zomaar in je leven zijn gekomen. Dat ze je veranderd hebben, en dat blijven doen. Het is zoals in je huis, waar je kunt zien wie met je mee ging om gordijnen te gaan kiezen, wie mee de kleuren heeft gekozen, wie mee schilderde, wie de randjes afplakte voor het schilderen, wie mee ging om het bed te kiezen, wie de keuken inrichtte, wie de kussens koos, … En dan nog alle verhalen van al die mensen, verteld daar, op die plek. En verhalen blijven altijd. Al die mensen zijn op die manier dicht bij je. Ze zijn jouw huis. En zo voelt het ook in je huid.
Je denkt aan de mensen die heel dicht bij je waren toen je ziek de rand van het leven naderde. Ze hielden je bij het leven. En nadien, toen het moeilijke stuk voorbij was, nadat de sporen zich in je lichaam hadden genesteld, besefte je dat jouw leven niet zomaar van jou alleen was. Het was alsof je het leven in je handen kon zien. Het was alsof je nog beter zag dat je heel zorgzaam moest omgaan met dat kostbare geschenk, voor hen. Jullie hadden sporen in elkaar nagelaten. En dat was goed.
Soms denk je aan al wie je dierbaar is. Je bekijkt hun plek in het landschap dat jij bent. Misschien om zeker te zijn dat ze er nog zijn. (Je bent niet zo goed in mensen laten verdwijnen uit jouw landschap.) Maar ook om te zien hoe ze jouw landschap veranderd hebben. In het landschap blijft alles, maar het landschap is ook een verhaal dat elke dag opnieuw moet verteld worden. Elke dag opnieuw vertel je jezelf samen uit de fragmenten van je leven. Het landschap herinnert zich de sporen.
Of je zelf sporen hebt nagelaten in de wereld, het is een moeilijke vraag. Misschien ben je bang voor wat het antwoord zou kunnen zijn. Of bang voor een verlangen naar het nalaten van sporen. Je had het ooit beloofd, aan de kinderen die je zou krijgen, dat je je best zou doen, om iets te helen in de wereld. (Je weet niet hoe je dat in kleine woorden moet zeggen.) (Ingewikkelde discussies met jezelf.) Dat je het probeert, dat is voldoende. Verlangen dat er sporen zijn, is niet zo goed, denk je. Hopen dat je op een onzichtbare manier, zonder dat iemand het merkte, voorzichtig mee, met anderen, de bedding wat hebt verlegd, waardoor de rivier anders zou gaan stromen, dat mag misschien wel.
Of je zelf sporen hebt nagelaten in anderen, dat is een vraag die nog moeilijker is. Het zou mooi zijn, als mensen nog af en toe aan je denken, als je er niet meer bent. Het is wat je verlangt, na je dood te verdwijnen in wie je lief is. Zoals een blad in de bodem verdwijnt, dicht bij een boom, waardoor die boom heel misschien een iets ander verhaal zal vertellen over zichzelf, waardoor het blad dus eigenlijk ook niet echt verdwijnt, wel als blad, maar niet als leven, of zoiets. Verlangen om dat blad te zijn lijkt goed, verlangen om sporen na te laten iets minder, denk je.
Het is niet moeilijk, helemaal niet, om te zien hoe een ander iemand is voor jou. Iemand zonder wie jouw landschap anders zou zijn. Het voelt alleen maar goed. Het is moeilijker te beseffen dat jij iemand bent voor een ander, om het even zo eenvoudig te zeggen. Misschien heb je wel nooit geleerd dat dat kon.
Iemand die je dierbaar is zei het je ooit: “Jij beseft niet hoe belangrijk jij in mijn leven bent geweest.” Dat ze dat zei, was een van de mooiste momenten uit je leven. Het bracht je helemaal in de war, nog steeds eigenlijk. (Iemand zou je vragen waarom je iets in de ene richting volledig normaal vindt, en in de andere richting niet. Je zou antwoorden dat dat een goede vraag is, waarschijnlijk.) Misschien is het wel een mooie gedachte, iemand te kunnen zijn in het landschap van een ander.
En nog meer sporen. Je weet niet goed wat een veilige plek is, maar misschien kun je er wel een zijn voor een ander. Ingewikkeld. Zoals je aan een kind kunt zeggen dat er een spoor is, dat je er altijd zult zijn, dat er altijd een plek zal zijn aan de andere kant van dat spoor. Het besef van zo’n sporen liet sporen na in het kind in jou. Het kind dat ondertussen omhuld is door jaarringen. En het besef dat je misschien wel zo’n spoor zou kunnen zijn, of al geweest bent, voor een kind. Het is ingewikkeld. En mooi.
En de sporen naar waar je je verbonden kunt voelen met wat groter is dan jezelf. Zijn het de woorden? Is het de muziek? En al die andere dingen? Je kunt de sporen zien, ze zijn aanraakbaar. Misschien waren ze al in je huid aanwezig, als dunne lijntjes in potlood. Toen nog uitgombaar, maar langzaam ingesleten. (Al zou ontvangen hier een beter woord zijn.) Ze laten je een weg zien, ze laten zich verlangen.
Zoveel sporen. En nog veel meer. Je dacht het nog, een van de vorige dagen: het is echt, het is allemaal echt. (Alsof je dat nog niet doorhad. Iemand begint even te glimlachen nu.) Misschien is er niet altijd vrede in het landschap, maar er is vrede in het besef een landschap te zijn. (Al zul je voor de juiste woorden nog de rest van je leven nodig hebben. Wat ook een hele geruststelling is.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten