Soms zou je even willen ontsnappen, tussen twee bewegingen.
Het verhaal van de Amerikaanse man met de twinkelende ogen maakt je warm vanbinnen. Je bent blij dat je hem mag horen. Je bent blij dat je iets hebt kunnen doen.
Soms weet je het niet. Soms zie je het. Dat de dingen die je doet ertoe doen.
(Je zou het aan iemand willen vertellen.)
Je rug wil je iets vertellen die nacht.
Existentiële ochtendverwarring. Of je nu wel of niet een regenjas mee moet nemen.
Je ziet een groot meisje op de televisie. Iets met een traan, en trots.
Na een avondvergadering nog proberen een laatste stukje van een andere vergadering mee te pikken. Je fietst door de stad. De geur van een avond. Zeker als je daarna weer naar huis fietst. De nacht streelt.
Doe maar, denk je, als je de volgende ochtend op de tafel ligt bij de kinesiste. Het mag, denk je.
De trein voelt altijd anders, nadien.
Onopvallend kijken. (Iets met de lente misschien?)
Slogans bedenken. (Proberen te achterhalen waar die woorden vandaan komen. Waar in je lichaam huizen ze?)
Napraten na een lange en warme avondvergadering. Op de hoek van de straat. (Op die hoek ben je altijd bang voor auto’s die uit de bocht zouden kunnen vliegen.) Je kijkt naar de anderen, en je denkt dat het goed is. Iets maakt je gelukkig.
Er gebeuren rare dingen in je dromen.
De mevrouw in de metro kijkt je lang recht in je ogen. Statig schrijdt ze naar buiten, zo lijkt het wel. (Wat zou haar verhaal zijn, vraag je je af.)
Een vergadering bij je thuis. Nog snel proberen het huis een beetje aan kant te krijgen. (Anders zou ongetwijfeld het universum instorten.)
Je moest het aan iemand vertellen. Hoezeer het je ontroert, dat die buxus op je terras voorzichtig terug naar het leven komt.
Het huis moet nadien ontwarmen.
De nacht komt met horten en stoten. Je lichaam zit gekneld. Je moet wachten tot het terug naar je toe komt.
De eerste aardbeien op de markt, die ochtend. Het ontroert je.
(De rest van de dag lijkt alles je te raken. Je bent geheel doorwaadbaar.)
De oude man in de metro. Heel traag leest hij een artikel in de Metro. Over hoe Facebook ouder wordt, samen met de gebruikers. Wat zou hij denken?
De vrouw op het perron. Haar hele leven zit in die koffer. In opperste concentratie zit ze te tekenen.
Je staat opleiding te geven. Je vraagt hen voorbeelden te geven, of een verhaal te vertellen. Dat verhaal, dat denk je vanbinnen. Soms ben je niet bestand tegen een verhaal. Soms is het alles wat je zou willen zeggen. Vertel een verhaal.
Je haast je naar het station, haalt nog net een vorige trein die vertraging heeft. Het landschap troost je. Je weet niet helemaal zeker wat er moet getroost worden. Gewoon alles waarschijnlijk.
Als je uitstapt glimlacht de zwarte vrouw op de bank achter je. Op een of andere manier was het fijn dat ze achter je zat.
Je loopt door de stad. Er zijn zoveel toeristen, het maakt je rusteloos.
In het statige huis. De groep ambtenaren uit India luistert naar je verhaal. Ze zijn aandachtig. Soms hebben ze dat mooie knikje in hun hoofd. Ze stellen gretig hun vragen. Het is mooi, hoe ze je ook heel formeel bedanken, met een plechtig woordje. Je voelt je een beetje klein.
In de trein terug kom je in je eigen niemandsland. Ergens tussen het lezen van de literaire katern en gedachten over de liefde.
Je ziet iemand die je kent, op de andere trap, terwijl jij naar beneden loopt. Het klopt, denk je.
Het is goed om weer thuis te zijn.
Ontsnappen. Naar een plek waar je iets kunt fluisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten