17 juni 2018

Je was in mijn droom

‘Mag ik hier gewoon even naast je komen zitten?’
‘Ja, dat mag. Graag zelfs. Maar je moet wel voorzichtig zijn.’
‘Waarom?’
‘Ik zou zomaar in duizend stukjes uiteen kunnen vallen.’
‘Weet je dan al vooraf dat het er duizend zullen zijn?’
‘Dat is wel een goede vraag. Veel alleszins.’
‘Je zag er moe uit, toen ik je gisteren zag.’
‘Ja? Viel het op?’
‘Toch wel een beetje.’
‘Misschien mocht jij het wel zien. Je was trouwens in mijn droom vannacht.’
‘En wat deed ik?’
‘Je kwam voorzichtig naast me zitten. Ik denk dat we bij het water zaten, en keken naar de rivier of zo.’
‘Ik maakte me een beetje zorgen om jou, daarom ben ik gekomen.’
‘Dat is lief. Weet je, gisteren miste ik je ineens, nogal hevig. Het was een klein momentje van paniek. Soms verlang je dat iemand je troost, al weet je niet goed waarom. En al weet je dat je dat misschien niet mag verlangen.’
‘Waarom zou dat niet mogen? Moet je altijd sterk zijn dan?’
‘Nee, dat denk ik niet. Maar misschien ga je dan toch stiekem jezelf bij een ander leggen of zo. En is het alsof je die ander nodig hebt om jezelf te zijn, en dat mag niet natuurlijk.’
‘Ik denk dat je te streng bent voor jezelf. Ik kom stiekem een beetje dichterbij zitten. En eigenlijk ook gewoon omdat ik graag dichter bij jou wil zijn, niet omdat ik jou nodig heb voor iets of zo.’
‘Nee?’
‘Misschien is het moeilijk voor jou om te geloven, maar er zijn mensen die gewoon graag bij jou willen zijn. Ik ben zo iemand.’
‘Ben jij soms ook bang?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘En wacht je dan ook gewoon tot het overgaat?’
‘Ja. Nadat ik eerst een tijdje heen en weer heb gelopen in het huis.’
‘Zo midden in de nacht? Dat zou ik wel eens willen zien.’
‘De volgende keer zal ik je bellen.’
‘Afgesproken. Eigenlijk is dit wel een beetje zalig, hier gewoon zo zitten. Dit kan ik overzien. Ik kan jou zien. Ik kan zien dat ik het fijn vind dat je er bent, en dat jij dat misschien ook wel fijn vindt. En ik voel dat je niets vraagt. En daardoor kan ik alles zien.’
‘Het blijft me fascineren, dat je daar altijd zoveel woorden voor nodig hebt. Alsof je ook dat goed wilt doen. Alsof je het moet begrijpen voor jezelf, voor het mag of zo.’
‘Dat klopt misschien wel. Tegelijk helpen die woorden me ook wel om de verwarring beter te begrijpen die ik vroeger vaak voelde. Het maakt me rustiger als ik de dingen kan zien zoals ze zijn.’
‘Bij jou zijn maakt me rustig, dat is altijd zo geweest. Ik kan het niet goed uitleggen, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat je naar mij kijkt, dat je mij ziet, en niet dat je jezelf ziet in mij, of zoiets.’
‘Voel je dat zo? Dat zou mooi zijn.’
‘Ja, zo is het. Soms denk ik dat ik je graag af en toe zou kunnen bellen, om te vragen of ik gewoon naast je mag komen zitten, zoals nu. En dat we dan samen zwijgen, of toch bijna.’
‘Bijna, zoals nu. Dat lijkt me wel goed. Af en toe moet ik natuurlijk wel iets kunnen vragen.’
‘Wat dan?’
‘Wat je gedroomd hebt. Om maar iets te zeggen.’
‘Oei, ik weet vaak niet wat ik de vorige nacht heb gedroomd. Is dat erg?’
‘Nee, dan wil dat zeggen dat je nog eens moet terugkomen.’
‘Maar ik was dus in jouw droom?’
‘Ja.’
‘Dat is wel een fijne gedachte. Ik was er in het echt wel niet bij, maar ik denk dat het een goede droom moet zijn geweest.’
‘Er was een bepaalde geur in die droom. Ik probeer me te herinneren wat die was.’
‘Heb jij vaak geuren in je droom?’
‘Soms wel. Ik denk dat ik het me herinner. Als je in de zomer lang hebt gefietst, in de zon, en je bent weer thuis. Hoe je huid dan ruikt, zo hier aan je arm. Die geur. Ken je die?’
‘Ik probeer me die geur voor te stellen, ik heb wel een idee.’
‘Nou ja, zoiets. Ik ben een beetje verlegen eigenlijk nu. Zullen we even bijna zwijgen?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: