(En je verlangt naar woorden die je huid zacht zouden maken, je hoofd doorwaadbaar. Alsof de wind zomaar door je heen zou kunnen. En dan zou je kijken, alleen maar kijken.)
Eerder.
(Je had je dat lange weekend iets anders voorgesteld. Leger of zo.)
(Waardoor er weinig tijd is voor naweeën, uitdijende rimpels op het water van je lichaam. Misschien stellen ze zichzelf uit. Het is wachten.)
Verder kneden aan een tekst. (Je moest een drempel over. Je had gekeken naar die drempel.) Daarna een eindeloze tabel in elkaar knutselen.
(Je moet in een tekst gaan staan om hem te voelen ademen, om hem zachtjes uit te spreiden in de tijd. En tegelijk wil je een beetje buiten de tekst staan, zodat iets je niet kan raken.)
Of je ook nog naar de vergadering komt, vraagt ze. Je gaat.
(En elke keer hoop je dat de dingen stoppen, dat men gewoon zal zeggen dat het klaar is. Je zou het willen. Je ziet ook iets over tektonische platen en woorden. Dat inzicht verandert iets in je lichaam.)
Er zijn ook nog al die andere dingen die je moet doen. Je probeert te laveren, blokjes op een rij te zetten. (De rest is voor later.)
En nog een tabel.
In de wachtzaal. Je denkt aan die ene houding, iets met je armen. Het brengt je helemaal terug. (Je hoort het aan je stem.)
De laatste aflevering van die mooie reeks. Hoe vaak het terugkwam: het spijt me.
Een ochtend. Treinen in vertraging. (Ergens, zoveel kilometer van hier is iemand niet meer.)
Je zit in het statige rode halfrond. Je kijkt naar mensen. Mensen aan de andere kant van de zaal hebben blijkbaar goed door wanneer je je zit te ergeren.
Ze staan allemaal aan die tafeltjes. Er komen intelligente antwoorden. (Sommige ervan herken je, om een of andere reden.) Er komen ook enigszins onnozele antwoorden. (De omgeving zet aan tot diplomatisch taalgebruik.)
Daarna snel je weg. Er wacht een tabel. (Zouden tabellen op zich eenzaam zijn?)
Bijna thuis, eerst een omweg langs de truffels. Dé truffels.
Zo’n mooi concert, mooi omringd. Alsof de verhalen zich zomaar neer zouden kunnen leggen.
Een andere dag.
Die middag sta je met enkele dierbare vrienden te kijken. Het fietspad draagt de naam van een bekende. Het doet goed daar te zijn, je zou iets van de tijd willen aanraken. Het is mooi dat je er een deel van mag zijn.
Bij de studenten vertel je over vliegtuigen. (Iemand had je iets gezegd over een rockster.) Het ontroert je, hoe ze kijken, hoe ze je dingen komen vragen.
In de trein stuur je berichtjes. Om mensen dichterbij te halen, nu je alleen maar onderweg bent.
(Je hebt niet erg veel zin om naar die volgende vergadering te gaan. Je zou liever gewoon ja willen kunnen zeggen op die vraag of je die avond vrij bent.)
Je bent wat te vroeg. Je gaat nog even in het park zitten, onder een dreigende lucht. Kindjes rennen heen en weer, achter je. Ze verkennen een wereld.
De vergadering. (Enkele dagen geleden had je een beeld, je lichaam had een beeld, over wat dit moment betekende.) De tekst ligt er bijna. Sommigen trekken nog, naar hier, naar daar. Soms is het moeilijk je kindje los te laten, of zoiets.
Een andere dag.
Het is toch wel spannend om een of andere reden. Gewoon in die vergadering mogen zitten. Die plek waar je zoveel uur doorbracht een tijd geleden. Je zegt aan de burgemeester dat je de truffels bij hebt. Misschien is dat het enige dat echt belangrijk is.
Enkele telefoontjes. Snel schakelen.
Een vergadering in de blauwe zaal. De minister zit recht tegenover je. Het lijkt niet zijn beste dag te zijn, denk je.
(Je lichaam zou lege plekken kunnen gebruiken.)
(Tussendoor probeer je te bellen om de uitslag te horen van het onderzoek.)
Een vergadering. Een lang gesprek. Snel koken. (Om later op de avond te kunnen eten.)
Nog een laatste vergadering voor de dag. Het voelt anders aan, rustiger, trager, hoe moe je ook bent. Je bent blij dat een vriend het goed maakt, hoopt dat hij snel weer helemaal in orde zal zijn.
(Uitstellen van genot is een specifieke competentie, waar jij goed in bent, leg je uit. Sommigen glimlachen.)
Een ochtend.
Vroeg opstaan om nog maar eens verder te kneden aan de tekst. Je hoopt dat het de laatste keer zal zijn. Je zou alles netjes uit handen willen geven.
Boodschappenronde. Een verhelderend gesprek over scheermesjes. Trots vertellen over de kinderen van je zus. (Denken dat je graag veel tijd zou willen kunnen verliezen.)
Een tekst die je nog moet schrijven. Iets over afpakken. In een grotere leegte was er misschien een andere tekst gekomen. (Het is wat het is.)
En toch al iets kunnen doen voor je terras.
En dan nog die ene vergadering voorbereiden. Je probeert het overzicht snel in je hoofd te krijgen. (Nog even wachten op de lege plek. Iets heeft je nodig.)
(Je ziet iets als een rode draad in de week.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten