16 oktober 2021

Beetje


Beetje verlegen en klein. Je leest en voelt de reacties op het stukje dat je schreef. De brief aan je dochter die je niet hebt, en die er wel is, op een of andere manier. Het is zo mooi voor haar, denk je, dat al die mensen je brief lezen en aan haar kunnen denken. Misschien kunnen ze haar zien. Misschien kunnen ze aan hun kinderen en kleinkinderen denken, aan wie ze zelf zijn als papa en mama. Het is mooi dat die woorden er zomaar mogen zijn, hoewel je altijd een beetje denkt dat het eigenlijk niet mag, of zoiets. Je weet ook niet aan wie je dat zou moeten vragen, dus doe je het maar gewoon. (En alle verwarrende gevoelens die in je lichaam heen en weer stuiteren.) Het voelt als een soort geschenk, dat je brief er gewoon mag zijn, dat je woorden gewoon gelezen worden, alsof het gewoon is. Je bent dankbaar. (En een beetje klein.)

Beetje heel kwaad en verdrietig. Je leest de stukken in de krant over het proces. De vrouwen zijn zo moedig. Je buigt je hoofd voor wat ze gedaan hebben. Het is mooi, hoe ze rechtop staan, waardig. Het is moeilijk om de woorden van de advocaten van de verdediging te lezen zonder dat je handen beginnen te trillen. Hoe het moet zijn voor die vrouwen, weten wat er zal komen. De voorspelbare strategie over onbetrouwbare getuigenissen, niet te bewijzen pijn. Hoe de bal bij hen gelegd wordt. Misschien kan het zijn dat je direct voelt waar je grens ligt, maar ben je bang voor het machtsverschil. Misschien duurt het even in de verwarring eer je je grens goed voelt. Misschien was je heel even blij met de aandacht, maar heel snel al niet meer. Het is net in die plek dat je een lijn begint te zien en te voelen in de mist. De moed die nodig is om daarover te praten, om te vragen dat die lijn gezien wordt. En dan het gevoel krijgen dat jij je moet verantwoorden voor de mist. Alsof iets zich nog eens herhaalt.

Beetje voorspelbaar week. Er zijn van die liedjes, die muziekjes, die telkens tranen in je ogen brengen of die je anders doen ademen. Je bent er niet tegen gewapend (en je wilt dat ook niet zijn). Je weet nooit helemaal zeker waarom net die ene zin in dat liedje een of andere laag in je raakt. Soms kun je er vooraf aan denken. Aan hoe het zal voelen. Een liedje als een grote adem, een bepaalde kleur. Je zit in de zaal. Het concert is bezig. Ergens in je hoop je stiekem dat dat liedje zal komen, dat met die grote adem. Het wordt stil op het podium. Je hoort het aarzelende begin van dat liedje. En het is alsof je breder begint te ademen, alsof iets zich eindelijk neer mag leggen in je. (Aan De Oevers Van De Tijd) Je herinnert je nog hoe het was, toen je dat voor het eerst hoorde, in dat concert, en hoe je hoopte dat het nooit voorbij zou gaan. En het concert gaat verder. Misschien zal dat ene liedje nog komen, denk je, met die ene zin. (Misschien wonen er zinnen in je huid, die wachten tot ze aangeraakt worden. Misschien weten ze iets over jouw verlangen.) Ergens in het laatste deel van het concert is het liedje daar. Het is alsof je lichaam er naartoe ademt, naar die zin, en dan zijn er tranen, en dan gaat het liedje weer verder. (Want welke weg ik kies, Hij leidt naar hier) Dat wakke plekken niet weggaan, het is een troost.

Beetje moe en droef. Je loopt door de stad, en het overvalt je. Een pijn die je even doet wankelen, een klein beetje. De week, de dagen. Vooraf paste alles netjes in elkaar, alles zou rustig gebeuren, stukje na stukje. Tot het andere kwam. Of je nog snel even dit kunt doen. Of je ook nog even mee aanwezig kunt zijn. Of je al daaraan gedacht had. En de kosmos voegt er nog enkele onverwachte treinvertragingen aan toe. En hoe je er dan wel telkens het beste van maakt, en tegelijk weer enkele pakjes in het doorschuifluik zet, tot aan de inhaaldag, die je uiteindelijk ook al netjes voor je ziet, en die toch nog anders verloopt. Het gewone leven. En ineens is er die pijn die je rug overneemt, als uitgesteld verdriet. Voor iets. En je loopt rustig verder. Het verdriet mag verder in het weekend lekken. Het is.

Beetje verward. Er is veel lawaai om je heen, maar je probeert rustig te vertellen. Je legt iets uit, over die heel erg mooie series die je zag. Iets over de liefde. En terwijl je vertelt, vraag je je af wat je eigenlijk zou willen zeggen. (Misschien wist je het toen je wakker werd, midden in de nacht, na die droom.) Soms zie je het ergens voor je, net te ver van waar de woorden en de beelden zijn. Soms is het dicht bij je, rustig en warm, soms dool je, loopt iets naast je, ergens. Misschien is het niet erg. Je komt thuis. Het is al te laat om de verwarming nog aan te zetten. Het is alsof je de warmte kunt zien die er net niet is. Je geeft je uit handen aan de nacht.

Geen opmerkingen: