02 oktober 2021

De moed om te dichten


Woorden zijn ingewikkeld. Ze raken de plek van het diepste geluk, het diepste verlangen en de diepste angst. Gewoon door te zijn. Woorden zijn fysiek, als graniet, ze bewegen door je lichaam. En ze zijn tegelijk afwezig, of als een schaduw van die afwezigheid. Soms laten ze zich betasten. Soms lijken ze onverschillig. Soms zijn ze alleen maar daar waar je niet wilt zijn.

Je bent op weg naar de boekhandel, een beetje zenuwachtig. Zij zal er zijn. Ze signeert haar nieuwe bundel. Onderweg kom je haar tegen, een beetje verloren. Het is daar, zeg je. Je wijst haar de weg en leidt haar naar binnen. Een beetje klein.

De plek die woorden kunnen zijn. In een tekst kunnen ze een landschap zijn. Je kunt er naartoe gaan. Je kunt die plek zien, in het landschap, in je lichaam. Het is een mysterie dat je nooit helemaal zult begrijpen. Net zomin als je de plek van een cantate van Bach kunt begrijpen. 

Je praat met een vriend die ook in de boekhandel is. Over boeken en over een andere vriend. Je vertelt over een boek dat je zo mooi vond en dat je aan hem gaf. Hij ziet waarom je daar bent. Je bent een beetje verlegen.

Misschien is er ook een landschap in je lichaam. Er is een plek in je lichaam waar je naartoe moet gaan, denk je, om die tekst te maken, dat boek, dat gedicht. Je kunt alles voorbereiden. Je kunt alles in hoopjes netjes klaarleggen. Je kunt de kamer opruimen of leegmaken. Je kunt alles stil maken. Dat is allemaal aan deze kant van de lijn. Maar voor die tekst, voor dat gedicht, moet je naar de andere kant van de lijn. Daar moet je heel lang blijven, heel naakt, met alleen maar de woorden. De moed die daarvoor nodig is.

Er is nog iemand voor je. Je wacht tot het jouw beurt is. Je luistert naar de stemmen om je heen. Je lijkt ineens zo groot. Zo woordloos ook.

Het is zo radicaal, zo eindeloos kwetsbaar. Daar blijven waar een kunstwerk kan ontstaan. Het is de enige manier, denk je. Zoveel moed. Je zou er alles kunnen verliezen. Je kunt vermoeden, je kunt voelen, bij een ander, waar die plek is. (Verlangen en angst.) 

Of er een bepaalde opdracht in moet, vraagt ze. Nee zeg je. Waarom zouden jouw woorden daar moeten komen? Ze schrijft iets op dat verwijst naar de titel van haar bundel. De vrouw die de foto maakte die de gedichten omhult, schrijft ook naar naam erin. Je zou zoveel willen vragen, je doet het niet. Er zijn nog mensen die wachten. Hoop je. Voor haar.

Het is ook werken natuurlijk, daar. Het gaat niet om jou, het gaat om de tekst. Er is iets van een totale overgave nodig, denk je, op een of andere manier. Misschien is een kleiner woord ook mogelijk. Iets met aandacht, en moed dus. Hoewel de tekst er uiteindelijk alleen via jouw lichaam kon komen, is de tekst zelf een ander lichaam. Alleen in dat loslaten, in dat aanvaarden, ligt het antwoord, denk je.

Je zegt iets over moed. Zij zegt iets over je columns. De gedichten gaan over landschap en lichaam. Ze zegt iets over kwetsuren in het landschap. Als iets waarmee je iets zou kunnen doen. Je denkt aan een tekst. Een beetje verlegen loop je naar buiten.

Het is net iets gemakkelijker, denk je, om aan de rand van die plek te blijven. Daar waar je altijd weg kunt. Het is op die lijn dat je vlucht of bevriest. 

Een vraag die je nadien tegemoetkomt. Of het veilig voelt, daar te zijn, daar te blijven. Waarschijnlijk is het intens, vervullend en uitputtend tegelijk, opwindend en beangstigend. Kun je je veilig voelen? Ben je soms bang dat je niet meer terug kunt komen?

Misschien heb je je kind alleen maar zo lang het er nog niet is. Zodra het er is, in de wereld, groeit het van je weg. Het is een ander lichaam. Het boek ligt daar, in de kamer. Het boek ligt op een stapel. Je kunt vertrekken, naar waar je wilt zijn, en het boek ligt daar nog altijd.

Je zit in de stoel en leest de gedichten een eerste keer. Je kunt je ogen uit focus zetten, waardoor je alleen grijze vlekken ziet. Je kunt naar de woorden kijken, zonder ze te lezen. Je kunt de woorden zien, terwijl je leest. Terwijl je verder leest door het gedicht, onthult hun landschap zich. Terwijl beginnen beelden te bewegen. Beelden die iets raken van een diepere werkelijkheid. Na het gedicht zie je iets over landschappen, met een geheim, lichamen.

Het is nooit helemaal te weten, hoe het werkt. Woorden in je huid. Een landschap herinnert zich de voetstappen van wie daar ooit bewoog. En soms zou je kunnen denken dat een landschap die voetstappen al vooraf kan vermoeden, al weet, zonder woorden.

Je blijft naar de foto kijken. Je gaat langzaam en voorzichtig met je vingertoppen over de bundel. Je hebt iets gezien dat er daarvoor nog niet was, iets is nu bij je, al. Het wacht nog rustig op opnieuw kijken en lezen. Je legt de bundel op de tafel, op een stapeltje boeken. Iets in de kamer is veranderd.

Geen opmerkingen: