Alleen maar verdwalen, in een lege plek.
En niets.
Of misschien warm water, als buitenhuid.
Heel even.
De wind is buiten.
De regen ook.
Het zou koud kunnen zijn, daar.
En zij met te veel woorden, te veel lawaai.
Ze zijn daar.
Hier is er enkel een lege plek.
Misschien lopen er monsters buiten, in de nacht.
Het zij zo.
Er zijn geen vragen.
Er is niets te zijn.
Het is, gewoon.
Misschien is je huid oud.
Misschien schuift het verdriet van je af.
In dit niemandsland.
Misschien val je samen.
In afwezigheid.
Niemand trekt, niemand duwt.
De sporen leggen zich neer.
Ze spreiden zich uit.
Alles zou te zien zijn.
En niemand zou kijken.
Er is net genoeg licht.
Niets herhaalt zich.
In de oksel van de tijd.
Het liet zich los.
Misschien blijft de pijn.
Uitgestrooid.
Zo vormloos kun je zijn.
Het streven van de schaduw.
De rivier laat zich zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten