24 oktober 2021

Hoe traag zijn we


‘Ik wou je gewoon nog even zien. Maar ik heb niet zoveel te vertellen, denk ik. Ik wou gewoon heel even hier zijn. Is dat goed?’
‘Ja, het is heel goed. Stiekem hoopte ik trouwens dat je zou komen, zomaar.’
‘Heb je dat soms ook, dat je veel hebt moeten praten, met allerlei mensen, en dat je daarna alleen maar wilt dat het stil of traag is? Dat je niet iemand moet zijn, maar dat je gewoon, zoals nu hier, in de zetel kunt zitten naast elkaar en dat je niets hoeft te zeggen, tenzij er iets komt.’
‘O ja, dat herken ik zeker. Het is alsof je verlangt iets van jezelf af te kunnen leggen, alsof wie je was de hele tijd niet helemaal paste bij je huid, of zoiets. Niet dat het groot of erg was, een klein beetje maar, maar toch.’
‘Bij jou mag dat, dat weet ik. Ik weet dat ik gewoon naast je kan zitten, en dat we dan naar de maan kunnen kijken of zo.’
‘Een gesprek is soms een beetje als een aanraking. Er zit een soort lijn of stroom in, en die beweegt een beetje op zichzelf. En ik kan dat dan wel volgen, en aanwezig blijven, maar er is ook vaak een verlangen om elke stap of elk moment apart te kunnen zien en voelen, om te kunnen voelen dat ik er de hele tijd ben, en dat ik samenval met mezelf. Het klinkt heel gewichtig als ik het zo zeg, maar zo voelt het.’
‘Ik herken dat wel bij jou, dat verlangen. En die kleine angst om telkens een beetje te verdwijnen.’
‘Het is denk ik ook een verlangen naar traagheid. Naar bewegingen of woorden die alleen zichzelf zijn, niet een vraag. Een verlangen naar niet verdwijnen of uit mezelf kantelen.’
‘Soms verlang ik daar ook erg naar. En soms verlang ik naar het tegenovergestelde, naar helemaal verdwijnen.’
‘Ik bewonder je wel voor die beweeglijkheid.’
‘Soms voelt het goed, en soms voelt het alsof ik op allerlei plekken tegelijk een beetje ben, terwijl iets in mij graag thuis zou willen komen. Het zal wel nooit helemaal goed zijn.’
‘Voelt het dan soms aan als een vlucht?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet, ik denk het niet.’
‘Ik denk dat jij vrijer bent.’
‘En ik denk soms dat jij robuuster bent of zo, beter weet welke plek je bent.’
‘Daar moet ik eens over nadenken.’
‘Ik heb het altijd fijn gevonden dat ik zomaar bij je binnen kon komen en dat ik dan kon vragen dat je niets zou zeggen, en dat je dat dan deed. Dat ik dan even jouw strijk deed of zo, en dat jij een boek zat te lezen. En dat er zo dan twee uur zomaar voorbij kon glijden, en hoe goed dat voelde.’
‘Dat waren altijd heel bijzondere momenten, vond ik. Heel veilig ook.’
‘Ja, en dat was ook telkens wat ik zocht, denk ik.’
‘Al van toen ik jou de allereerste keer zag, wist ik dat er iets was dat zou blijven.’
‘Ik weet eigenlijk niet hoe het met de maan is vanavond.’
‘We kunnen de maan ook gewoon denken.’
‘Hoe ziet de maan er nu uit, denk je?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet, ik voel alleen dat de maan er is, en rustig toekijkt of zo.’
‘En dat de maan daar gewoon blijft, ook als we niets zeggen, en ook als we falen in wat we wilden.’
‘Misschien heeft de maan alle tijd.’
‘Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Zullen we nog even gewoon zwijgen? Ik ben een beetje moe.’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: