Een avond, een andere stad. Op het podium staat een dierbare vriendin. Ze stelt haar eerste roman voor. Trots en een beetje zenuwachtig zit je naar haar te kijken. Je glimt een beetje. Nu is het echt. Nu beweegt het boek in de wereld.
Een nieuwe week. Je hebt nog dat ene onderzoek te gaan. Niet dat je bang bent, het is gewoon nog een kleine drempel.
Je kijkt rond in de wachtzaal. Alles is helemaal vernieuwd. Je zit recht tegenover de lift, ziet gezichten. Mensen stappen in de lift, kijken meteen in de spiegel, doen iets aan hun haar of draaien een beetje met hun schouders, tot de deur dichtschuift.
De dokter roept jouw naam, je gaat het kamertje binnen. Je kleedt je uit, gaat op de tafel liggen. Ze bekijkt elke plek van je huid, heel zorgvuldig. Ze zegt dat je huid nog heel jong is. Je zegt dat het in principe je plan is om toch nog oud te worden. Ze zegt dat dat een goed plan is. Op haar scherm zie je een van die vlekjes op je huid, gigantisch uitvergroot. Het ziet er wel een beetje eng uit, zeg je. Maar dat verandert niets aan je huid. Ze heeft een of ander ruw stukje gezien net onder je oog. Of je dat al had opgemerkt? (O jee, weer iets dat je waarschijnlijk zou moeten doen elke dag, overal aan je huid voelen of er ruwe plekjes zijn…) Nee, zeg je. Ze bevriest het, zegt dat er een korstje zal komen en dat je met dat stukje huid niet in de zon mag komen. (Geen idee hoe je dat zou moeten doen…) Tot volgend jaar, zeg je. (Je leeft dus nog even.)
Een andere dag. Je bent op weg naar de commissie. Je ziet jezelf in de ramen van het gebouw. (Je ziet een man van jouw leeftijd. Het spiegelbeeld weet misschien wel nog niet dat je huid nog jong is.)
Het gaat lekker vooruit in de commissie. Alle dossiers worden behandeld. Niet iedereen spreekt even zacht, denk je even.
Terug op kantoor maak je snel nog alle documenten klaar. In je hoofd wacht al ergens de tekst die je nog moet schrijven. (Het stukje bewoog de vorige dagen al onder je huid. Je weet bijna waarover het zal gaan. Je zoekt iets op over die vrouw – ze noemt zichzelf niet filosoof – die dingen schreef die zullen bewegen in je stukje, hoop je.) Het eerste stuk laat zich al schrijven, het ritme is er. Je moet nog wachten, er zijn nog andere dingen te doen.
Die avond. Voor de vergadering begint, moet er nog een foto gemaakt worden, op het dak. De fotograaf heeft er genoeg gemaakt, denk je, om er eentje over te houden.
Je hebt al enkele dagen iets dat niet goed zit in je rug. Je ’s nachts even omdraaien lijkt elke keer een pijnlijke logistieke operatie. (Zou je er iets van durven zeggen tegen je kinesiste de volgende ochtend? Interne dialoog.)
De volgende ochtend. Je ligt op de tafel en zegt het haar toch maar. Ze kijkt en ziet meteen dat er iets niet goed zit. (Onder je huid. Misschien zou ze dat helemaal niet gezien hebben als je huid al oud was.) Het iets wordt weer rechtgezet. Je voelt meteen het effect. (Blij. Interne opvolgdialoog.)
Je werkt snel alle dingen af die je te doen hebt. Het stuk van het stukje dat je nog moest schrijven duwt zich onder je huid naar buiten. Je volgt de woorden. Ze stuiteren in je hoofd. Op een klein papiertje schrijf je enkele woorden in volgorde, zo mogen ze dus uit je hoofd komen.
Je leest het stukje in en stuurt de tekst en de opname door. Het is nu weg, zal straks bewegen in de wereld.
Je fietst naar een vriendin, hoopt dat de taart die je voor haar kocht en die in je fietstas zit ongeschonden met jou zal arriveren. Je bent zo blij dat je haar ziet. Ze vertelt over het wassende water. Jullie lopen even door de tuin. (Hoe mooi is dat ritueel telkens.) En nog al die andere verhalen. Ze legt je iets uit, je ziet het ineens voor je, wat ze je probeerde te zeggen. Het zit ’s nachts nog in je hoofd.
Een andere dag. De schildermeneer komt eraan gereden en begint met het herstellen van die plek in je muur. (Die plek zag er alleszins niet meer jong uit.) Hij zal de volgende dagen nog enkele keren binnenwippen om telkens een stuk van het werk te doen. (Als laagjes huid.)
Je vertrekt naar de vergadering. Weer een commissie, een andere nu. Weer een stapel dossiers te behandelen. De sfeer is goed. (Op je scherm heb je ondertussen nieuws gezien dat je lichtjes woest maakt, hopelijk merken de anderen er niets van. Het maakt je moe.) Tijdens de pauze wordt er een foto gemaakt. Het is de bedoeling dat iedereen een beetje gek doet. Na de pauze heb je een dipje. (Onder je huid zuigt iets zich naar binnen.)
Je hebt nog een afspraak met de energiemeneer die de studie zal maken van het gebouw. Nu wordt het echt, denk je.
Die avond zie je al de aankondiging van een stuk dat de volgende dag in de krant zal verschijnen. Je huid wordt al kwaad, en zal dat nog de hele nacht zijn, merk je.
De volgende ochtend. Je roept iets tegen de krant. Iets verkrampt in je. (Eigenlijk vind je het onbegrijpelijk dat zoiets zomaar kan, eigenlijk.) Je leest een ander stuk dat je weer rustiger maakt. Maar de schildermeneer merkt niets van dat alles, tijdens die enkele minuten dat hij bij je aan het werk is voor hij weer vertrekt.
Na de korte ochtendvergadering, een gesprekje dat je een beetje verscheurt. Je zou willen kunnen blijven, om alleen maar te luisteren, maar je moet vertrekken. (Straks komt de schildermeneer weer.)
Je werkt alle punten van je lijstje af. Ergens halverwege de dag wil iets kantelen in je huid.
Buiten hoor je de kinderen spelen. Ze hebben het hele binnenplein ingenomen.
Je zit te schrijven. Na zeven pogingen lukt het om de brommende dikke vlieg die tegen het glas lijkt te plakken toch naar buiten te leiden. Het is goed.
4 opmerkingen:
Je stukjes lezen, altijd een manier om je een beetje te ontmoeten!
Je stukjes lezen, altijd een manier om je een beetje te ontmoeten!
+
Dankjewel daarvoor Machteld.
Een reactie posten