Een nieuwe week. Die zich aankondigt als heet.
Je staat voor de groep, zoals elke maand, voor je opleiding. Het is elke keer een genot om zoveel verschillende gezichten te zien. Hoe ze kijken, hoe ze bewegen, hoe ze nadenken, hoe ze soms hun best doen om niets te laten merken. Je nieuwe collega zit er ook bij.
Later die middag komt ze terug, en installeert zich aan het bureau tegenover je. (Ze vond het goed, wat je vertelde, blijkbaar.)
De hitte weegt een beetje.
Je probeert de festiviteiten in de stad wat te ontwijken. (Je bent waarschijnlijk niet gemaakt voor kermis.)
Je werkt nog laat door aan de vertaling, tot je huid zegt dat het goed geweest is.
Een andere dag. Je begint al vroeg, om de vertaling zo snel mogelijk helemaal klaar te hebben.
(Er is iets, met hoe je de woorden zou willen neerleggen.)
De vergadering, met de mensen op het scherm. (Je kijkt, hoe ze bewegen, of eigenlijk nauwelijks bewegen.)
De vergadering, met de mensen in het echt. De vergaderzaal zit goed vol. Het is warm. (Er is ook strategische chocolade.) Je kijkt naar het gesprek, ziet de dingen heen en weer bewegen. Je vult alles aan, op de tabel die je eerder maakte. (Iets is heel vermoeiend.)
Misschien had je nog even naar huis willen gaan, al was het maar voor heel even. Maar het is al te laat, je hebt nog die andere vergadering, in die andere stad. Je sluit rustig de dingen af, loopt traag door de stad naar het station. De trein heeft vertraging. Net goed en wel vertrokken, stopt de trein. “Om technische redenen”. Dat zegt de meneer. (Dat is wel een rekbaar begrip, denk je.)
In de trein heb je (zoals steeds) je lijstje met voorstellen voorbereid. (Alsof je anders niet zomaar zou mogen blijven voor de vergadering, zegt of zei een stemmetje, je weet het niet meer helemaal zeker.)
Tijdens de vergadering probeer je iets uit te leggen. Je krijgt het niet goed verwoord. (Het stuitert een beetje in je hoofd, tussen zoveel lagen.) (Misschien wil je het ook goed doen.) Verwarring, dat is het, zeg je, en dat is goed, zeg je. (De man in je, de vrouw in je, het fluïde.) (Ik wil er graag nog eens met jou over doorpraten, zeg je.)
Op weg terug zit je in de stiltewagon. (Dit keer is het stil, joepie.) Het gesprek gaat nog de hele tijd door in je hoofd, tot ergens diep in de nacht. (Het komt zomaar terug, tussen twee dromen.)
Een andere dag. Je staat een beetje hoekig op.
Samen met je collega verwerk je de resultaten van de chocoladevergadering.
Je gaat wat vroeger naar huis, om daar verder te werken. Je kijkt onderweg naar huis naar de mensen. Hoe ze bewegen. (Na het gesprek van de vorige avond probeer je te kijken naar hoe je kijkt.)
Op weg naar de avondvergadering. Je komt naast de plek waar ze hebben gezocht in het water. Je buigt het hoofd. Tussen het lawaai van de terrassen hangt er ook een stilte.
Je kijkt naar de documentaire, een dag in vertraging, als versteend. De mensen die getuigen over de gruwel die ze meemaakten, over wat mensen hen hebben aangedaan. (Ergens in je raast er iets, nog altijd.) Ze zijn zo moedig. (Het programma is zo ongelooflijk goed gemaakt, denk je.) Het is keihard en zacht tegelijk, denk je, al weet je niet wat dat wil zeggen. Je zwijgt, je buigt het hoofd.
Een andere dag.
Er is weer een chocoladevergadering. Dit keer zit je op een heel andere plek in de vergaderzaal. Je kunt anders kijken. Je loopt rond om water bij te vullen in de glazen, en luistert tegelijk.
Voor je naar huis gaat, loop je nog even om langs de plek waar binnen enkele weken de boekvoorstelling zal zijn. Of je even het zaaltje mag zien, en hoeveel mensen er kunnen komen. De mevrouw legt het je allemaal heel goed uit. Het stelt je gerust. (Het was nog het enige in je hoofd, alle andere dingen waren ondertussen geregeld, die kon je zien in je hoofd.)
Een lijstje met dingen, je doet ze allemaal nog even. (Een beetje opruimen in je hoofd.)
(Terwijl je ligt, denk je dat je soms verlangt naar alleen maar zachtheid. Even denk je aan een zachte oever, als dat zou bestaan, of aan het strand tussen eb en vloed. Misschien zou je alleen maar water willen zijn. Met een fluïde huid. En iemand die dat zou zien.)
Een andere dag.
Je bent helemaal alleen op het werk.
(In de krant zie je een aankondiging van een artikel dat nog moet verschijnen. Er vormt zich al een tekst in je hoofd als een antwoord op wat je nog moet lezen. Je weet niet helemaal zeker hoe dat werkt.)
Bij wijze van middagpauze naar een yogafilmpje kijken van een mevrouw die achteloos de meest ingewikkelde dingen doet, alsof het niets is. (En dan stiekem denken dat je zelf even soepel wordt, alleen al door ernaar te kijken. Alles helpt.)
Op weg naar huis. De winkels in de winkelstraat doen geweldig hun best om de buitenlucht af te koelen.