08 oktober 2023

Een tango


(Misschien, hoe je beweegt, hoe het beweegt.)

Je fietst naar huis, na een lange dag. Het was erg vroeg, die ochtend. (Indrukken, verhalen, ze bewegen door je heen. Het zal zich neerleggen, wat haperde. De andere verhalen mogen bij je blijven.)

Even thuis zijn, hoe je verlangt naar even thuis zijn.

(Je bent even thuis. Je legt de kranten op de tafel, die ochtend was je al weg voor ze er waren. Je eet nog snel iets, kijkt even naar het nieuws. Je vertrekt, haalt een vriend op om samen naar het concert te gaan.)

Eigenlijk ben je te moe, maar je wilt hier ook wel zijn, in deze muziek, denk je.

(Je weet niet of je al kunt bewegen in de tango. Je denkt aan wat je iemand zou willen vragen.)

Ze beginnen. Het lijkt wel een wall of sound, met die vier bandoneons vooraan, die violen, die heftige ritmes.

Je kijkt naar de muziek.

(Je denkt aan iets over mannelijkheid, dat zou je haar ook vragen, denk je.)

De vrouw rechts, met de bandoneon. Je blijft kijken. (Je zou haar willen vragen hoe de muziek in haar beweegt. Je zou het nooit durven natuurlijk, maar je zou het wel willen weten. Die tango in haar ogen, en wat ze zich herinneren.)

Je bent bijna weer thuis. (Weer thuis zijn, dat wil je. Je bent moe, na die lange dag.)

(Iets over de liefde, iets over de papa in je, iets over verdriet, iets over hoe je beweegt en waar je gaat staan, waar je te staan hebt.)

(Je wilt het warm hebben, denk je.)

Een beetje bang om in je slaap te vallen, diep. (Je geeft jezelf uit handen. Dit is waar je bent.)

Je lijf voelt een beetje hard bij het opstaan, het zal wel overgaan.

Het ritme van de kranten, enkele dingen doen, de muziek, kijken naar hoe de tijd beweegt. (Thuis.)

Je hebt nog enkele boodschappen te doen. Je fietst door de stad. (En ook op zondag ben je blijkbaar te vroeg bij de winkel.)

Je rijdt terug door de stad. (Stel je voor dat je de muzikanten tegen zou komen.)

En ineens zie je ze, daar lopen ze, op het voetpad. De mannen die je de vorige avond op het podium zag. Ze maken veel lawaai, hebben pret. (Zou je hen naroepen, en bedanken voor het concert? Je doet het toch maar niet.)

Een beetje verder, de drie vrouwen die ook op het podium waren. Ze lopen arm in arm. (Zij heeft een zonnebril met zwarte glazen.) Ze maken geen lawaai, het is alsof ze gewoon dicht bij elkaar willen zijn. (Zou je alsnog roepen dat je het een mooi concert vond? Toch maar niet.)

(Hoe komt het dat het je een beetje verdrietig maakt dat ze in twee groepjes lopen, de mannen en de vrouwen?)

De dag beweegt door je heen.

(Pijn in je rug bij het poetsen. Je wilt alleen niets, het mag.)

Je leest verder in de kranten. Je leest het kleine boekje. (Die man is zo fout.) Je leest nog een paar hoofdstukken in het andere boek.

(Misschien zou je gewoon willen kijken naar hoe ze de tango dansen. Hoe ze het zouden doen op die muziek van gisteren. Je zou haar vragen hoe de muziek in haar zou bewegen.)

(Het lukt je niet, jezelf te zien in die tango. Het is niet erg, dit is waar je bent.)

Je beweegt tussen ontheemding en thuis.

Geen opmerkingen: