01 oktober 2023

Laten


‘Het is fijn dat we nu in het echt verder kunnen praten.’
‘Ja, ik voelde trouwens ook, een tijdje al, dat ons gesprek nog niet voorbij was.’
‘Misschien wel nooit, dat zou wel een mooie gedachte zijn.’
‘Ja, waarom niet?’
‘Jij bent zo anders dan ik, zo lijkt het toch. Misschien heb ik wel een beetje schrik van jou, of van het soort leven dat je hebt. Het mijne is waarschijnlijk veel saaier. Maar tegelijk voel ik me voor sommige dingen ook helemaal veilig en rustig bij jou. Alsof ik sommige gesprekken alleen met jou kan voeren.’
‘Misschien zijn we wel helemaal niet zo verschillend. Misschien weet jij niet hoe ik kijk, hoe ik je zie.’
‘Nee, dat weet ik niet. Maar ik denk dat ik daar geen recht op heb of zo.’
‘Eigenlijk ben je heel grappig, in alle dingen die je blijkbaar niet beseft.’
‘Laten we het daarop houden. Ik moest nog aan je denken vanmiddag. Ik las dat artikel in de krant over die vrouw die reageerde tegen het geluid dat je overal hoort, dat je zo nodig aan zelfzorg moet doen, altijd. En dat je alles vooral moet loslaten. Het was alsof ze iets verwoordde wat ik al een tijd voel, maar nog nooit tot bij de woorden heb gebracht. Het was een verademing om het te lezen.’
‘Ja, ik las het ook. En raar, ik dacht ook aan jou.’
‘Het is zo individualistisch allemaal, zo ‘je moet alles zelf doen, en je moet alles kunnen’. Onderliggend voelt dat als een geweldige druk de hele tijd. Alsof we in een markt bewegen, en we vooral niet mogen voelen of denken of ervan uitgaan dat we afhankelijk zijn van elkaar. En dan al die clichés die je overal de hele tijd hoort, dat je moet loslaten. Ik begrijp wel waar het soms om gaat, en hoe belangrijk dat is, maar het heeft ook iets van: we zijn losgeknipt van alles, met niets of niemand verbonden, we moeten ons door niets laten raken, we moeten alleen maar aan onszelf denken, en voor onszelf zorgen.’
‘Het is op zich natuurlijk wel belangrijk om zacht genoeg te zijn voor jezelf, maar dat is het punt niet, denk ik. Mij stoort dat verhaal ook wel. Ik heb steeds meer de overtuiging, ook uit wat ik leer uit mijn relaties, dat we rafelige, aanmodderende wezens zijn. Dat idee dat je alles alleen moet kunnen, en dat alles wat je bent je eigen verdienste is, en dat geluk gewoon iets is dat je je maar moet voornemen, dat is zo fout. Zo kapitalistisch eigenlijk ook. Ik weet dat je altijd een beetje huivert van dat woord, maar het is wel terecht denk ik.’
‘Je weet natuurlijk wat je moet zeggen, en welke concepten politiek correct zijn en zo, maar soms denk ik gewoon: waarom moet ik alles, en dan nog alleen, kunnen? Ik wil soms niet alles moeten kunnen. En als ik daaraan denk, is er meteen een stemmetje in me dat zegt dat ik dat niet mag denken, want dat ik mijn geluk niet afhankelijk mag maken van een ander. En dan zeg ik tegen dat stemmetje dat ik het daar natuurlijk mee eens ben. Maar het is toch menselijk dat je heel af en toe verlangt dat iemand je iets uit handen neemt, en het voor je oplost, of gewoon even je hand vasthoudt terwijl jij dat doet. Het gaat over dat afhankelijke, en misschien is dat gewoon wie we zijn, en is het een moderne illusie dat we dat veel te veel willen ontkennen.’
‘Ik ben het helemaal eens met jou. Ook als het over de lichamen gaat, waar we het vaak over hebben. Ik vind het met het ouder worden een steeds beter beeld dat we gewoon zoekend zijn, en dat ook mogen zijn. Dat we onszelf niet in hokjes moeten duwen die ons zouden doen denken dat we iets moeten zijn. Want net daardoor komen we niet bij die kwetsbare afhankelijkheid die zo sterk verbonden is met wat we zelf zijn. Dat is ook wat die vrouw in dat artikel zei. Wie zijn we nu eigenlijk? De ene dag ben ik zo, de andere dag weer zo, en heel vaak weet ik niet wie ik ben. Dat aanvaarden, en daarmee proberen bij een ander te zijn, en elkaar aan te raken, of niet, dat is misschien wel beter.’
‘Jij kunt het altijd veel beter verwoorden, en ik denk dat jij het al veel beter gevoeld hebt ook, maar ik herken me daar wel in. Ik verlang steeds meer naar niets mogen zijn, of beter: niet iets. Gewoon vloeiend, en dan zal aan de andere kant van het water misschien wel duidelijk worden wie ik ben, en kan ik ook een oever zijn of zo. Er zijn te veel beelden in mijn lichaam die pijn doen en die telkens te veel oproepen. Ik wil graag zonder woorden zijn, zonder iets te moeten, en zonder dat iemand me claimt of me in een bepaald woord probeert te duwen. Iets in die aard.’
‘Ik denk dat je het eigenlijk beter weet dan je zelf beseft.’
‘Denk je? Ik denk altijd dat het voor jou veel gemakkelijker is dan voor mij.’
‘Ik denk dat je je daarin vergist.’
‘Dat denk ik niet, maar goed. Ik moet nu ineens aan de tango denken, ik weet niet waarom. Het is mooi om jou tango te zien dansen. Je kunt de vormen zien, de patronen, en ik zie ook altijd hoe vrij je daarin bent.’
‘Maar je durft het nog altijd niet om eens met mij te dansen?’
‘Nee, dat durf ik niet. Ik zou eerst nog tien jaar moeten oefenen.’
‘En opnieuw denk ik dat je je vergist.’
‘Ja, sure, zal wel. Zullen we nog een koffie bestellen?’
‘Ja, graag.’

Geen opmerkingen: