01 augustus 2010
Wit
‘Ik ben blij dat je gekomen bent.’
‘Ja?’
‘Ja. Ik heb altijd het gevoel dat er iets bijzonders is met jou. Je bent nog zo jong, maar het lijkt alsof je hoofd veel ouder is.’
‘Dat heb ik wel eens meer gehoord. Misschien is het wel zo. Misschien voel ik me daarom zo goed bij jou. Ik hoef niets te verbergen.’
‘Ik hou ervan om die dubbelheid te zien, hoe je jong en oud samen bent. Brengt het je nooit in de war?’
‘Wees maar gerust.’
‘Laat het maar gewoon heen en weer gaan af en toe, denk ik. Dan wordt dat stukje oud minder zwaar.’
‘Misschien wel. Je woont hier mooi. Het is rustig, en het past goed bij je.’
‘Vind je?’
‘Ja, je bent hier helemaal, dat voel je goed.’
‘Ik hoopte dat het zo zou worden.’
‘Was er iets, toen ik gisteren belde?’
‘Nee, niet echt.’
‘Wat was er dan?’
‘Ik had die film net opnieuw bekeken. Enkele jaren geleden zag ik hem al eens. En hij lag al maanden klaar. Maar ik durfde niet.’
‘En, viel het mee dan?’
‘Ja, maar ik was weer helemaal van de kaart. Ik heb zitten janken hier, ongelooflijk.’
‘Waarom zei je daar dan niets van gisteren?’
‘Ik weet het niet, ik wilde je er niet mee lastigvallen. Het is ook zo moeilijk uit te leggen. Al die dingen die in die kliniek gebeuren, ze komen zo herkenbaar over. Maar ook al die woorden. Hoe zij, professor in Engelse literatuur, via die woorden, via haar baan, controle dacht te hebben over de dingen. Het is een sterke vrouw. En hoe ze dan zo bang wordt. En toch blijft er iets van die woorden overeind.’
‘Misschien moet ik hem ook wel eens zien.’
‘Ik zal je wel eens een stukje doorsturen, dan heb je al een idee. Zoals dat stuk waar haar oude professor haar komt bezoeken, en dan uiteindelijk dat verhaaltje voorleest. Het is zo hartverscheurend mooi. Er is ook iets met de vrouwen in die film. Die professor, in die scène, of die verpleegster in zoveel andere. Hoe ze haar koesteren, en haar uiteindelijk ook uit handen geven, zo zorgzaam.’
‘Het doet je wel wat, ik zie het. Ik zal er zeker naar kijken, zodra ik de kans krijg.’
‘Dat is goed. Ik zou het wel fijn vinden.’
‘Het is me altijd bijgebleven, toen je vertelde waarom je geen kinderen wilde. Ik denk er vaak aan.’
‘Ja? Dat is lief. Misschien ben jij er wel meer mee bezig dan ik.’
‘Dat geloof ik niet zo goed.’
‘En toch zou het zo kunnen zijn.’
‘Ik begreep goed wat je zei. En ik wou iets zeggen, maar ik wist niet wat.’
‘Het hoeft niet hoor, ik voelde wel hoe je luisterde, dat was al genoeg, denk ik. Vaak luistert men niet als ik iets erover zeg. Daarom doe ik het ook niet meer.’
‘Ik denk dat ik het goed begrijp. Ik zal er niet meer over praten.’
‘Dat hoeft niet hoor, jij mag er wel over doorgaan. Maar nu liever niet. Het is een moeilijke dag geweest.’
‘Neem nog wat, van die taart, er is nog genoeg.’
‘Ja, ze is heel erg lekker.’
‘Ik moet nu even weer aan die film denken. Heb je dat ook soms, dat je ernaar verlangt dat er iemand een verhaaltje zal vertellen als je in bed ligt?’
‘O ja, zeker.’
‘Misschien moeten we dat ooit nog eens voor elkaar doen, wat denk je?’
‘Dat is een goed plan. Doen we. Maar ik vind wel dat jij nu ook nog een stuk taart moet nemen.’
‘Dat is goed.’
‘En ik vind ook dat we nog een fles wijn moeten open maken. Het is te laat om nog te stoppen nu.’
‘Ken jij die plaat ook dan?’
‘Natuurlijk, wat dacht je?’
‘Het zal nog een lange nacht worden, dat besef je toch wel?’
‘Absoluut. Daarom ben ik naar hier gekomen.’
‘Ben ik daar dan niet te oud voor?’
‘Nee hoor, jij moet je jonge kant wat beter verzorgen, en dit lijkt me al een goed begin.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten