De zanger vertelt. Rustig. Hij heeft nog even. Misschien enkele maanden meer dan verwacht, misschien minder.
Ja, de dood is aanwezig in het gesprek. Steeds ergens. En tegelijk betrap je je erop dat het lijkt alsof de dood er niet is, alsof het gewoon een gesprek is, zoals er nog heel veel zouden kunnen volgen.
Misschien zou je het willen, dat het gewoon een gesprek is.
Je had ook het interview in de krant met enige aarzeling gelezen. Lezen is weten, is niet meer terug kunnen.
Die zin in het interview. “De nachten zijn het ergst.”
Hij lijkt zo nuchter, denk je.
Je buigt het hoofd.
Mooi, hoe hij er rustig voor kiest om de tijd die nog rest gewoon zo goed mogelijk door te brengen. Geen valse hoop, niet proberen iets te rekken als dat tot minder kwaliteit leidt.
“Het is een misvatting dat erover praten helpt om makkelijker met de dood om te gaan.”
Je leest het, je hoort het hem vertellen.
(Bij dat alles voel je erg veel schroom. Je probeert je in te denken hoe het moet zijn. Al die mensen die nu met hem willen praten. Al die verwachtingen. Op de televisie komen om erover te praten, en denken: zal ik het wel goed doen, wat met de kankerpatiënten die kijken? Hoe moet het zijn voor hem? Al die druk…)
En je hoopt dat hij tot zijn laatste noot zal kunnen zingen op het podium. Dat hij het kan doen zoals hij het zou willen.
(En je denkt: zou ik hem een briefje schrijven, met het verhaal van Feest? En je denkt: nee, wie ben ik wel dat ik dat zou doen, en trouwens, zo lijkt het alsof ik zijn verhaal naar mezelf trek, op een of andere manier.)
(En je denkt aan de beelden van die andere zanger. Hij stierf aan een ander soort longkanker, maar maakte nog een laatste plaat, bijna letterlijk met zijn laatste adem. En je herinnert je de beelden. Keep Me In Your Heart.)
(En je denkt aan het concert van nog een andere zanger. Hij was teruggekomen. En hij zong: Hier is em terug. En zo graag wou je hem nog eens zien, je had de kaarten. Maar het concert is er niet meer gekomen.)
(En je denkt aan zoveel.)
Laat hem vooral tot zijn laatste noot zingen. Je zou het aan iets of iemand willen vragen.
Eigenlijk is het ook mooi. Naast al het verdriet voor wat zal komen. Dat je je afscheid kunt organiseren. Dat je het mooi kunt afronden. (En je denkt: ik zou dat ook wel willen.) En je gunt het hem zo erg, ondanks alles.
(En je denkt aan een dierbare vriend, jullie laatste gesprek aan de telefoon. Met dat beetje adem dat hem nog restte. Dat hij zo van het leven had gehouden.)
Misschien is dat net wel goed, denk je, dat in het interview de dood zo aan- en afwezig tegelijk is.
En je moet toch aan Feest denken, het is niet anders. Je hoort het ook op de radio.
(Dan toch maar het verhaal van Feest. Jij was ziek, die kloteziekte. Je had kaarten voor een concert van de zanger op de radio. Maar je kon uiteindelijk niet gaan, je was die avond zelf in het ziekenhuis. Een dierbare vriendin ging. En ze kwam terug met een cd’tje: Live 1998. En daarop stond Feest. In een verstillend mooie versie. Je zou niet weten hoe vaak je die plaat sindsdien hebt gedraaid. En dat nummer, het doolt wel altijd ergens door je hoofd.)
De zanger vertelt over Feest.
(Misschien moet je hem toch die brief sturen, met het verhaal van Feest.)
Je luistert er nog eens naar. De tranen waren er al, ze komen weer, ze zullen altijd blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten