Na jaren dat boek van Patricia De Martelaere nog eens opnieuw gelezen.
En het blijft moeilijk om er iets over te zeggen. Je denkt alleen de hele tijd: ik moet sommige stukken nog eens opnieuw lezen, en opnieuw.
En je denkt: zij heeft moed, om zoiets te schrijven. Ze komt in de uiteinden van een hoofd. Of ook: het boek heeft iets gevaarlijks. Het brengt je in de war. Of misschien beter: het stelt je niet gerust.
De verhalen van de vrouwen die omheen Godfried H. draaien. We leren hen kennen, en toch ook weer niet. Minnares, vriendin, vrouw, dochter, … Zij zijn de vrouwen in zijn leven. Of misschien: zij zijn de vrouwen in zijn leven die in dit boek aan het woord komen. Hij is literatuurprof en dichter. Hij is een wat dubbel personage. Aan de ene kant komt hij uit de verhalen als narcistisch en onbereikbaar. Aan de andere kant is hij blijkbaar toch een minnaar of man die vrouwen tot een obsessioneel verlangen kan brengen en zich een grote plaats in hun leven kan verwerven. Hij zit aan de veilige kant, blijft bij zijn vrouw, zegt niet te weten wat dat is: van iemand houden.
Het is waarschijnlijk het lot van een minnares (of een minnaar) om te worstelen met de grote onvervulde (en onvervulbare) gevoelens. Je bent steeds ‘de andere’, je hebt nooit controle over wat er zal gebeuren, je moet wachten, en je schikken.
Het fascinerende en vervreemdende in dit boek is dat Godfried – rond wie wel alle verhalen cirkelen – zo afwezig is. Hij is de andere, in zekere zin steeds buiten beeld, als een soort eiland. En misschien is hij dat ook wel. Eigenlijk ben je als lezer blij dat je hem nauwelijks aan het woord hoort, dat je de dingen niet ziet door zijn ogen of via zijn hoofd. (Misschien zou je zo alleen maar nog meer ontdekken dat hij oninteressant of zelfgenoegzaam is.)
De grote Godfried, die soms ook als God wordt omschreven, is in zijn afwezigheid veilig onaantastbaar. Alleen de G. die we te zien krijgen in het bevreemdende slothoofdstuk lijkt klein en kwetsbaar, zonder controle over de dingen.
Het boek speelt aan deze kant, bij de aanwezigen. En vooral bij de liefde. Als lezer kijk je mee door de ogen van de vrouwen. In de hoofdstukken vooraan leren we hen een voor een kennen. Je zou die stukken ook apart kunnen lezen. Ze hebben telkens een eigen toon. Maar heel wat motieven verbinden die hoofdstukken met elkaar. Soms beginnen de verhalen in je hoofd al wat door elkaar te lopen. En misschien is dat wel niet zo erg.
In die eerste hoofdstukken kijk je als lezer een beetje van buiten naar binnen, als een toeschouwer. Je ziet de dingen gebeuren, via de verhalen, en soms vraag je je af: waarom? Als toeschouwer zie je de vrouwen, maar krijg je nog niet echt toegang tot wat hen drijft, waarom ze blijkbaar niet anders kunnen dan die man zo’n plaats te geven in hun leven (in positieve of minder positieve zin). Dat is anders in het lange hoofdstuk De liefdesbrief. Meer dan honderd bladzijden lang krijg je stukken van brieven aan G. Nu kijk je van binnen naar buiten. Het zijn waarschijnlijk brieven van de verschillende vrouwen, maar ze worden één lange brief. Het is een immense stroom woorden, pulserend op het bezwerende ritme van een obsessioneel verlangen op afstand.
En zo komt de verzengende liefde die zo vaak uit beeld blijft als de minnares de ‘andere’ is centraal in beeld te staan. In die woordenvloed voel je de aarzeling tussen enerzijds overgave aan de niet te temmen kracht van verliefdheid of lust en anderzijds de wil tot terugtrekken. Het gaat over liefde en lichamelijkheid, ook wel over een narcisme dat een spiegel is van dat van G., en ook over de grote kracht van woorden. De drang tot overgave aan woorden lijkt op een lichamelijk verlangen. Dit stuk moet je eigenlijk in een ruk uitlezen, zonder pauze. Zo voel je het ritme, maar ook het niet overgaan. Op een bepaald moment denk je: nu is het wel goed geweest. Maar het blijft doorgaan, je kunt het niet zomaar controleren. En zo gaat het boek meer over de (onmogelijke) liefde dan over de afwezig-aanwezige G.
Vormelijk staat het boek op drie poten. Eerst zijn er de verhalen over de verschillende vrouwen. Dan is er de lange liefdesbrief. En ten slotte het korte slothoofdstuk dat ook naar de titel van het boek verwijst. Die vorm maakt het je als lezer niet gemakkelijk. Je krijgt het boek niet zomaar cadeau, je moet het lezen in verschillende registers. Het is een tekst die daardoor ook een beetje weerbarstig wordt. Je krijgt er niet zomaar vat op. En misschien zegt dat iets over de essentie van dit boek…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten