Dingen die mensen tegen je zeggen en die je in de war brengen.
Op enkele dagen tijd verschillende keren horen: oei, ben jij afgevallen? Wat wil dat zeggen? Moet je dat goed vinden? Dacht je onlangs niet: moet ik niet een beetje afvallen? En zo ja, waarom eigenlijk? Misschien is het die ‘oei’. Zouden ze daar iets mee willen zeggen? Ze schrikken blijkbaar van iets. Je kijkt in de spiegel, probeert te zien wat zij zien. Iets in jou vraagt zich af: moet ik me nu zorgen maken?
Eveneens op enkele dagen tijd twee keer horen: jij bent toch wel erg ascetisch, is dat niet? (Er is blijkbaar echt vanalles mis met mij, denk je.) Die boodschap kan verschillende inhouden hebben. De simpelste variant is: ik wist niet dat jij wijn of bier dronk, ik dacht dat jij altijd water dronk? Je weet niet goed of je je moet verantwoorden. Je weet niet of je als een soort sukkel zult overkomen, blijkbaar. Je zegt, naar waarheid: ja hoor, graag zelfs, alleen niet veel, en ook niet altijd. Er komt een veelbetekenende glimlach terug. (Je bent dus toch een soort curiosum.) Andere varianten van dezelfde vraag gaan over een ruimere invulling van de diverse wereldse genoegens. Blijkbaar straal jij een zekere ‘soberheid’ uit, qua aards genot dan. (Hoe komen ze erbij, haha.)(Je checkt het even bij iemand, en je krijgt een veelbetekenende glimlach terug…) Misschien moet je jezelf ernstig toespreken in de spiegel: gij zult u in het decadente verderf storten, en wel nu, onmiddellijk! (Beangstigende gedachte, hoe zou dat dan moeten?) (Je denkt: soms ben ik toch wel een beetje wild in mijn hoofd, of niet? Er antwoordt niemand.) Er zijn mensen die het kunnen weten, en die zullen zeggen: helemaal ontkennen dat je af en toe een beetje ascetisch bent, helemaal bevestigen dat je af en toe een beetje wild bent, dat is toch een beetje moeilijk… Ze hebben gelijk ongetwijfeld, en ze zeggen het met veel liefde. (Misschien moet je, in het kader van de zelfopvoeding wildlijstjes maken: wilde dingen die ik zou kunnen doen, in gradatie van wilderigheid.) (En dat ik zomaar ineens naar voor ging om mee een nummer te zingen voor de microfoon, geheel onvoorbereid, was dat ook al niet een beetje wild, denk je. Er antwoordt niemand. Wat niet geheel onverwacht is, gezien de vraag in je hoofd gesteld werd.)
Iemand zegt je: zouden we niet eens een boek moeten maken met jouw blogstukjes. Je antwoordt meteen, spontaan, iets als: wie zou daar nu op zitten te wachten? Wat ook zo is, zonder twijfel. Toch blijft de vraag in je hoofd stuiteren. (Dat was niet volgens de afspraken die je met jezelf gemaakt had in het kader van het ascetische streven naar gehele egoloosheid.) Je stelt vast dat ergens in jouw hoofd een boek zichtbaar is met daarin jouw bescheiden stukjes. (Samen met allerlei gedachten als: die zijn niet goed genoeg, ze zijn een schamel substituut voor die roman die je toch niet in je hebt en die je al helemaal niet zou kunnen schrijven, als ze in een boek staan zou je pas echt door de mand vallen als een prutser/sukkel, …) (Maar ook: stel dat er wel iemand zou zijn die dat zou willen lezen…) Het lukt daarna niet meer om dat boek helemaal weg te gommen uit je hoofd. Dat beeld zal gewoon moeten opdrogen, zoals een bolletje knoflook in je keuken. (Je denkt ook: hoe komt het dat ik vorige week nog heb gedroomd dat er iemand naar mij zou komen die zou vragen of er niet stilaan een boek zou moeten komen met mijn stukjes? Je hebt nog meer voorspellende dromen gehad de voorbije weken, zou het einde der tijden op komst zijn? Of heb je gewoon te weinig geslapen?)
Dingen die je tegen jezelf zegt en die je in de war brengen.
In een voorstelling zitten. Denken: die man daar vooraan, toen ik hem vorig jaar zag zong hij, dat was een heel bijzondere en memorabele avond. Niet goed weten of je door die gedachte anders moet gaan zitten, anders moet kijken.
’s Nachts liggen draaien in bed. Je afvragen: waarom denk ik wat ik denk, waarom kan ik niet denken wat ik zou willen denken, waarom zijn er gedachtebepalende elementen in mijn lichaam die niet mijn hoofd lijken te zijn? (Zou je daardoor afvallen trouwens?)
Voor de spiegel staan. Beseffen: dat witte lijf daar heeft een soort ingebouwd vertragingsmechanisme. Dingen die je overkomen, die je raken, ze hebben tijd nodig om door dat hele lijf te ploeteren, van de ene kant naar de andere. Ze zijn niet te versnellen. (Zou dat anders zijn als je wild zou zijn?)
Denken: het is tijd voor een goed glas wijn. En zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten