Een stukje schrijven bij het kaarslicht aan de tafel. In dat ene uur.
De vlammetjes worden weerspiegeld in het raam. Alsof er buiten ook kaarsjes staan. Misschien is dat wel zo.
Hoe zou het zijn met de aarde op dit moment? Stel je voor dat ze er iets van zou voelen? Van die kaarsjes.
Als een zachte streling. Van de aarde.
Ze verdient dat wel.
Soms praat je wel eens met de zee. Het voordeel van zee zijn is dat het niet opvalt als je weent. Je tranen zijn niet zo zichtbaar. Ze zijn ook zilt, ongetwijfeld.
Maar als je lang genoeg wacht, vertelt de zee wel iets. Niet veel, maar net genoeg.
Over verdriet. En pijn.
Sommige mensen denken dat de aarde niets voelt.
Ze vergissen zich.
Misschien kan. Dat je een plekje kiest, ergens. Waar je de aarde kunt helen. Of waar je haar laat voelen dat je dat graag zou willen kunnen.
Een plek voor een trage dans.
Jouw huid die de hare raakt.
Een ritueel waarvan je niet wist dat je het kende. Zo zou het kunnen zijn.
Woorden zijn er niet daar. Alleen de ruimte waarin ze zich zouden kunnen nestelen.
Zoals je elkaars afdruk kunt zijn, zonder het te weten.
Elkaars bestemming.
Je zou daar de verhalen kunnen vertellen.
De verhalen horen.
Met alleen maar je handen.
Misschien zou je je schamen, voor die dans. Net voor je er in verdwijnt.
Misschien kan de aarde je geruststellen. Doe maar, het is goed.
En na een tijd weet je niet meer wie wie heelt. Of dat toch zou willen.
Ooit maakte je een gedicht, of zoiets. Over de heks. En wat de aarde voelde.
Je hebt nooit helemaal begrepen waar het vandaan kwam. Maar die ene zin heeft je steeds geleid, op een of andere manier. Niet uit te leggen zonder schroom. Het geeft niet.
Misschien horen kaarsen bij een ritueel.
Misschien schrijf je anders, zie je het licht tussen de woorden anders.
Soms, als je ’s nachts ligt te woelen in je bed, met dingen die door je heen moeten sijpelen, denk je aan de zee. Dan is het alsof je je adem daar zou willen leggen. Uit handen gegeven.
Soms praat je in je hoofd. Vertel je verhalen aan iemand, hoopt dat die zouden gehoord worden.
Misschien bewegen ze gemakkelijker, in dat licht van de kaarsen.
Ooit stond je aan de rand van de zee. Je wou weten wat er zou gebeuren. De zee nam haar tijd. Of was jij het? Je moest wachten op een antwoord. Tot het in je lichaam sijpelde. Dat het goed zou komen met jou. En zo gebeurde.
Kon jij dat ook maar, als je de vraag zou krijgen. Zeggen dat het goed komt.
Alleen je handen. Meer heb je niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten