Rare mensen. (Een gesprek net achter je in de trein.) Haar man heeft een bepaalde auto gezien. Tweedeurs natuurlijk. Van het sportieve type. Alleen dat ene model is goed genoeg. De auto staat in Barcelona. Hij heeft de avond daarvoor even het vliegtuig genomen naar Barcelona, en zal nu in twee dagen weer naar hier komen. Tweedeurs, wordt nog eens herhaald. Zou ze er nu eigenlijk trots op zijn?
Mensen met mooie handen. In de metro. Heel veel mensen rondom jou. In alle kleuren. En je kijkt alleen naar hun handen. Zoveel verhalen die zich laten vermoeden. De hele afstand tussen twee metrohaltes kijk je alleen maar naar die twee handen. Mooie handen. Je stapt uit. De metro rijdt verder.
Mensen met blinkende ogen. In het muziekprogramma. Hoe ze over de muziek praten. Hoe die ene zangeres hen altijd weer beroert. Hoe ze daarna zitten te kijken naar het filmpje, met die ene zangeres. Tranen.
Mensen, versies van jezelf. Ze zijn met elkaar in gesprek, eindeloos. Zou het niet zo? Zou het niet kunnen dat? Zou je eigenlijk? Zou je nog? Ze bekijken elkaar. Proberen elkaar te begrijpen. Proberen elkaar op een welbepaalde manier op te stellen, waardoor alles netjes in elkaar zou passen, en iets tot rust zou kunnen komen. Quod non.
Lieve mensen. Trage gesprekken. Met de tijd die ze vragen, die gesprekken.
Slenterende mensen. Dat ze dat zomaar doen, los, slenteren. Op het voetpad. In de winkelstraat. Overal eigenlijk, basically. Alsof ze alle tijd hebben. Alsof het zomaar zou mogen. Alsof de grondwet het zomaar zou toelaten. En dat je daar dan achter loopt.
Haperende mensen. (Zouden ook versies van jezelf kunnen zijn.) Ze proberen iets te vertellen.
Mensen die je dromen binnenwandelen.
Mensen met irriterende stemmen. ’s Morgens in de trein. Ze praten honderduit. En je denkt: doe iets aan die stem, het kan niet zo heel erg moeilijk zijn, gewoon een beetje moeite doen, een heel klein beetje moeite doen, zou dat te veel gevraagd zijn? Aan hun stem te horen is de kans relatief klein dat ze zullen overgaan tot een opwaardering van hun eigen stemgeluid, of zoiets. Nochtans heeft de wereld recht op schoonheid, denk je.
Hollende mensen. Ze lopen je voorbij, in strakke pakjes, felle kleuren. Sommige hollende mensen lopen soepel, ze lijken te veren, telkens weer. Andere hollende mensen zijn laaglopers, ze komen nauwelijks van de grond, worden er bijna in gezogen. Nog andere hollende mensen zijn wiplopers, ze hebben een heel eigen stijl, waarbij allerlei dingen in allerlei richtingen op en neer gaan.
Mensen die zichzelf geweldig vinden. En daar nooit genoeg van lijken te krijgen.
Mensen die zich voornemen om vandaag. En na een tijd moeten vaststellen bij zichzelf dat.
Mensen die zonder probleem lang kunnen opblijven, of toch doen alsof.
Onbeleefde mensen. Naar huis gaan, met je boodschappen. Het voetpad in de straat is erg smal. Iemand moet aan de kant, als mensen elkaar kruisen. Op honderd meter ga je minstens vier keer van het voetpad af om andere mensen door te laten. Een van de vier maakt een minuscuul gebaar dat zou kunnen lijken op iets als: ik heb opgemerkt dat u plaats maakte voor mij, en misschien ben ik daar wel een klein beetje dankbaar voor.
Mensen die woorden ophouden.
Mensen die het woord weerhouden verkeerd blijven gebruiken. Tot drie keer na elkaar. Je had je voorgenomen om die avond beleefd en voorkomend te zijn, dus zwijg je maar.
Mensen die er in de spiegel niet verpletterend uitgeslapen uit zien.
Het-niet-weten-mensen.
Mensen met wie je verhalen deelt. En hoe goed dat is.
Rare mensen. Je hoort hen praten, en je vraagt het je af. Waarom ze van de 101 dingen die ze zouden kunnen zeggen net dat ene willen benadrukken, en daarmee ook nog eens willen beginnen.
Mensen met wie je graag zou willen zwijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten