Soms heb je maar dat nodig, of nog minder, om bij een verdriet uit te komen.
Het overvalt je, terwijl je even zit. In die paar minuten. Tussen thuiskomen en aan het eten beginnen. Een niemandsland. Waar je de rivier kunt zien.
En terwijl je schrijft, zie je hoe die boom aan de andere kant van het raam steeds heftiger lijkt te groeien. Gulzig gevulde takken nemen hun plaats in je gezichtsveld in.
Alsof ze je iets influisteren over een verlangen naar troost.
Je had het eerder al gedacht, terwijl je door de straat liep. Je zag de zomer aan je voorbij lopen. In mooie jurkjes. In wat vrij beweegt. En je dacht ook aan troost, aan wat het zou kunnen zijn. Ontdaan van woorden.
Zoals je enkele dagen eerder naar die bomen stond te kijken. Je houdt van de huid van bomen. Soms is de huid een schuldig landschap, zoals ondertussen wijlen Armando zou zeggen.
En soms kijk je naar je schors, in de spiegel.
(Soms heb je geen zin om achter de woorden te verdwijnen. Soms heb je geen zin in het herhalen van beelden. Soms heb je niets te kiezen.)
Je leest iets terug. Een dierbare vriendin schreef het je onlangs. Zij ziet de dingen, zij ziet de dingen veranderen. En even ben je de rivier.
Verdriet is geen onweer, het is familie.
Je zou de dingen kunnen aanwijzen in het water.
Je leest een verhaal over de aanraking, en wat die teweeg zou kunnen brengen.
Je loopt iets trager door het huis. Je betast de vloer. De planten waken over je.
Er is stilte in de avond. De verhalen drijven door je heen.
Je zoekt de muziek die dit moment kan omhullen.
Je probeerde iemand iets te vertellen over rouwen. Het was niet het juiste moment, het was niet de juiste plek. Het verhaal wacht wel.
Het is goed als de rivier op bezoek komt. En na even weer vertrekt.
Soms zie je de beelden van een leven. Ze herschikken zich, telkens opnieuw. Je ziet de dingen beter, je ziet de dingen rustiger. Soms zijn de dingen groot.
Misschien zou je er wel over verteld hebben, als de avond anders was gelopen. Nu ben je gewoon hier, in het huis. En het is ook goed.
Het is zoals in dat liedje, dat je gewoon kunt zitten kijken naar de rivier.
Het lichaam weet alles, zou iemand je zeggen.
Je luistert naar wonderlijke vrouwenstemmen. Soms is het tijd voor de fado.
Soms heb je schrik van sommige woorden.
En de boom aan de andere kant van het raam blijft geduldig bij je. Onvoorwaardelijk, zo lijkt het wel. De wind streelt de bladeren. Het groen is gul.
Misschien zou de nacht meer koelte kunnen verdragen. Misschien verwelkom je de nacht wel gewoon. Misschien zullen je dromen minder rusteloos zijn.
De planten wachten nog op je.
En zo legt de dag zich neer.
1 opmerking:
Ik zocht naar Patricia
en Google stuurde me naar hier.
Sporen.
En Klein Duimke volgde de kruimels
naar een lang geleden verhaal.
En zag dat Jan nog altijd thuis was...
Een reactie posten