Op bezoek met de collega’s in Charleroi. Het is een bijzondere ervaring. De gids vertelt over de geschiedenis van die plek. Je ziet de sporen in de stad, in het landschap. De tijd schuurt. Dingen verdwijnen, trekken zich terug. Nieuwe dingen schuiven in beeld. Je voelt het worstelen. Het landschap heeft veel verhalen.
Je denkt aan dat liedje van Wannes Van de Velde. Anders dan daar schijnt de zon, met af en toe een wolk (hoewel er regen was voorspeld). Het licht doet iets met de stad. De stad lijkt een beetje in de war, verbaasd dat er mensen komen kijken naar de haarscheurtjes in de tijd. Je probeert dezelfde straten te zien met de regen. Het lijkt even alsof ze zich dan meer op hun gemak zouden voelen, al begrijp je zelf die gedachte niet zo goed.
Na de middag gaan jullie naar Marcinelle, naar de voormalige mijn.
De straat met aan het einde de site met de gebouwen. Je schrikt een beetje. Het lijkt zo rustig, zo vredig. De zon straalt. De gerestaureerde gebouwen zien er mooi uit. Het geheel lijkt kleiner dan je je onbewust had voorgesteld. Het verwart je. Alsof de zon de afwezigheid groter maakt. Hier zijn zoveel mensen gestorven, weet je. Je zou hen dichterbij willen voelen.
De man die jullie rondleidt is de kleinzoon van een Italiaanse mijnwerker. Hij lijkt al helemaal van nu. Het is goed dat hij de verhalen geeft. Het grote hek. Het is het originele, zegt hij, gerestaureerd. Aan de andere kant van dat hek stonden radeloze mensen dagenlang te wachten op nieuws. Die andere kant is leeg nu, en in kleur.
Het is goed dat je kunt zien waar de mijnwerkers binnenkwamen, hoe ze liepen, waar wat gebeurde. Je ziet de bewegingen in de plek, al blijft het zo stil.
Met elk verhaal komen ze dichterbij, en dat is goed.
Iets in jou hoopt dat er wolken zouden komen, dat het grijzer zou worden. Regen zou ook mogen. Misschien is er te veel kleur. Misschien kunnen zwartwitbeelden in je hoofd je beschermen tegen de kleuren. (Zoals het ook moeilijk is de oorlog in kleur te denken, alsof de ruimte daardoor zou veranderen.)
De man legt uit hoe het ongeluk gebeurde, toen in 1956. Het lijkt zo gruwelijk banaal. Op de site lijkt alles zo dichtbij. Het was heel erg diep in de grond, heel erg onbereikbaar, en heel erg dichtbij.
In die ene kamer hangen de foto’s van 262 mannen die het leven lieten, net onder waar je nu staat. Velen kwamen van dichtbij de plek waar jij nu woont. Ze kijken je bedeesd aan. Je kunt zien hoe ze hier liepen, hoe ze zich klaar maakten om naar beneden te gaan. Maar ze zwijgen.
De stalen torens. Het exploiteren van de bodem en van de mensen die erin schoven tegen een hoge snelheid, op elkaar gepakt, hurkend, het botst een beetje met de onschuldige sierlijkheid van de metalen constructie. De constructie straalt vertrouwen uit in de beheersbaarheid van de dingen. Misschien kan dat alleen door dingen te scheiden, door dingen uit beeld te houden. Afwezigheid.
In de volgende zaal is er een film over de gebeurtenissen van die vreselijke augustusdag. Het is alsof de plek zichzelf terugvindt. Je ziet hoe de soldaten de lichamen op die trap dragen die je daarnet zag. Op de beelden is alles nu ook zo dichtbij, met al die mensen. Ze liepen daar, op die kasseiweg die naar dat hek vooraan leidt. Alle wanhoop was dichtbij.
De mannen in de film vertellen over die dag. Over het vreselijke besef niets te kunnen doen. Ze vertellen dat alle toen bestaande veiligheidsregels gevolgd werden. De regels waren niet goed. De mannen beneden hadden geen kans. Al die tijd vooraf was het gevaar al daar, uit beeld. De gebouwen waren toeschouwers, de hele tijd. Zouden ze de verhalen in hun stenen bewaren? Of zouden ze geleerd hebben weg te kijken?
Aan de muur hangen de metalen penningen van de mijnwerkers die die dag niet meer naar huis kwamen. Je ziet dat die koperen penningen in kleur zijn, echt.
Buiten schijnt de zon nog steeds. De verwarrende zon.
Het lijkt zo dichtbij, 1956. (Iemand zegt je later die avond dat, als je dat zo zegt, je dus zelf al oud bent.) Het lijkt zo dichtbij.
Je hebt ze gezien, denk je, maar ze zijn niet meer hier. Ze zijn zo afwezig, ook al kun je ze zien in die foto’s die bij je blijven. Ze zijn zo afwezig.
De bus brengt jullie terug naar de stad. De trein laat het landschap achter zich.
Onderweg komen de wolken. Als je uit de trein stapt komt de regen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten