Het is een indrukwekkend boek dat op een zachte manier hard binnenkomt, Vallen is als vliegen, van Manon Uphoff. Het is het gruwelijke verhaal over de impact van ernstig seksueel misbruik in wat een keurig huis in de straat lijkt. Het is ook het verhaal van de taal. Het misbruik tast de taal aan. Maar het boek als een talig kunstwerk is als een overwinning op die machtsovername waarin de auteur met haar eigen woorden de tijd bezweert.
Het boek is in belangrijke mate gebaseerd op het levensverhaal van Manon Uphoff. Bij het begin van het boek spreekt de auteur als verteller de lezer rechtstreeks aan. Na een vorige roman kwam ze in een relationele crisis terecht en kwam ze met zichzelf op een soort dood spoor. Toen haar halfzus stierf, was het alsof de werkelijkheid van een groot deel van de eigen geschiedenis zich ineens naar voor duwde. Wat ze zo lang op afstand had gehouden in haar eigen schrijven drong zich onafwendbaar op.
Het gezin in het boek is een samengesteld groot gezin. De vader heeft uit een eerste huwelijk vijf kinderen, maar die komen niet mee in beeld. De moeder heeft uit haar eerste huwelijk twee dochters. Samen krijgen ze nog zes kinderen, waaronder twee dochters. In het boek heet de vader Holbein, meestal afgekort tot HEHH. Vader en moeder komen uit een verschillend milieu. Vader werkt zich op tot een belangrijke functie. Moeder zit vast in haar huwelijk, had in een ander leven liever andere keuzes kunnen maken. Het zijn de vier dochters die te maken krijgen met het misbruik. De moeder, die wordt omschreven als een soort Sophia Loren-type, wordt officieel door haar man bewonderd, maar lijkt zelf mee een slachtoffer te zijn. Naar het einde van haar leven begint ze afstand te nemen van hem. In de periode daarvoor heeft ze haar kinderen niet kunnen beschermen.
Door de lezer rechtstreeks aan te spreken, kiest de verteller voor een literair kader en voor literaire taal, en dat is ook heel bewust. Het is te zien als een soort herdefiniëring van zichzelf, als auteur. En tegelijk is het een vorm van overwinning op vroeger door in het nu een verhaal te maken in de eigen woorden, op haar voorwaarden dus. De dood van de halfzus brengt alles in beweging. De vertelster merkt bij zichzelf dat ze haar halfzus eigenlijk al een hele tijd uit beeld had geduwd. En dat is tekenend voor een ruimer mechanisme. Ze moet nu eerst de werkelijkheid van toen terug binnenhalen. Dat is menselijk immens moeilijk en het is ook moeilijk in het bepalen van de vorm van het verhaal. De ik-persoon, ook wel omschreven als “ondergetekende” heeft al die vreselijke dingen wel meegemaakt, maar heeft ze uit bescherming ook geparkeerd. Ze heeft als tiener op een bepaalde manier ervoor gekozen om ijzig te worden. Later komen er nog eetproblemen. Waarom dat allemaal zo is, weet je als kind op het moment zelf niet. Tussen de zussen werd er nadien nauwelijks over gesproken. Door terug te kijken, moet je ook de complexiteit onder ogen zien van het gezinssysteem en van je eigen bewegen in die context. Dingen die je wel of niet gezien hebt, dingen die je wel of niet deed, dingen die je onbewust tolereerde, je eigen plaats in het netwerk (was je min of meer de lieveling). De complexiteit van zo’n situatie is niet zomaar te vatten met 'eenduidige' woorden als incest (een woord dat maar één keer wordt gebruikt in het boek). Door het kijken zie je nadien hoe perfide het systeem was en hoe het uiteindelijk zoveel levens beschadigd heeft.
De vertelster vertelt het verhaal in omcirkelende bewegingen. In een mooie taal, poëtisch en met allerlei mythologische verwijzingen word je als lezer stap voor stap in het gezin getrokken. Die taal lijkt veilig. Je hoeft nog niet meteen te voelen waar je in terecht zult komen. ’s Nachts krijgt de vader in het boek de naam Minotaurus, die mythologische half-mens half stier die mensen meeneemt in zijn labyrint. De taal laat je niet meteen voelen dat je in een labyrint zit, maar na een tijd neemt de beklemming toe. Het gezin zit al langer in dat kluwen waaruit niet of nauwelijks te ontsnappen valt. De vader, die zichzelf oppermachtig waant, heeft een subtiel machtsweb uitgebouwd waarin ook de lichamen van zijn kinderen bezet gebied en dus eigendom zijn. De vakkundig geconstrueerde en gestileerde taal houdt afstand en voelt ook als een vorm van controle. De auteur heeft lang moeten wachten eer ze aan dit boek kon beginnen, voel je. Je voelt dat ze helemaal klaar wou zijn om het labyrint op haar voorwaarden te betreden, zodat ze niet opnieuw opgezogen kon worden en zodat ze tegelijk in alle openheid kon zien wat er werkelijk gebeurd is.
Het register van het verhaal lijkt soms laconiek, tot telkens ineens, in schijnbaar kleine woorden, de brutale werkelijkheid wordt getoond. Daarin zit tegelijk de afstand tussen toen en nu en ook iets van de normalisering van wat in wezen niet normaal was, zoals die beleefd werd door de gezinsleden. Als de Minotaurus jouw taal en jouw referentiekader overneemt, besef je niet zomaar dat de dingen niet kloppen. De permanente onveiligheid in het gezin wordt subtiel getoond, onder meer ook in het functioneren van taal. Verschillende registers, van verheven en intellectueel tot vulgair en vernietigend lopen door elkaar en kunnen heel snel in elkaar omslaan. Je moet permanent op je hoede zijn. De ik-figuur is van de kinderen de meest talige. Schrijven is een vorm van ontsnappen naar andere werelden, maar taal kan ook de taal van de vader zijn.
Het vertellen van zo’n verhaal is op een bepaalde manier ook het hervertellen van wie je zelf bent. Je merkt een soort innerlijke dialoog tussen toelaten wat er was, proberen te zien of er toch ook positieve herinneringen waren die overeind zouden kunnen blijven en het opnieuw tot een verhaal maken van al die dingen. Het particuliere verhaal krijgt zo ook een universeel karakter. Dat verhaal is sterker dan het universum dat die akelige man dacht gecreëerd te hebben. In het laatste hoofdstuk rekenen de zussen op rituele wijze als heksen af met hun verleden. Daar krijgt de tot dan toe ingehouden woede alle ruimte, na de dood van de Minotaurus. De toon in dat hoofdstuk is anders en keert terug naar de plek van het eerste hoofdstuk. Je leest ook tussen de regels hoezeer de gebeurtenissen van toen de levens van de gezinsleden hebben getekend. Ze lijken voor het eerst verenigd in het verhaal van hun pijnlijke jeugd en laten daarin ook voelen hoe ze toch behoorlijk overeind gebleven zijn in het leven.
Met Vallen is als vliegen heeft Manon Uphoff een heel bijzonder boek gemaakt. Het is een verhaal dat moest verteld worden. Dat verhaal heeft gewacht op dit boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten