21 juli 2019

Kantelen

Nachtaarzeling. Niet weten hoe je jezelf moet uitspreiden.

Jezelf in de dag plooien. Straks zal je hoekigheid misschien verdwenen zijn, zullen alle stukken weer in elkaar passen.

Je lichamen zoeken elkaar. (Je buik is daar nog ergens.)

De winkel uit komen en ineens het beeld zien dat je nodig had voor dat stukje. Hoe je ineens ziet hoe je die dingen met elkaar zou kunnen verbinden. Die dingen die nu nog even wachten in een struikgewas.

Met het beeld in je hoofd de stukken naast elkaar leggen. Zien wat ze met elkaar zullen doen.

De stilte van de dag. (Je benen zoeken nog iets.)

Dat boekje dat je al lang wilde lezen. Je had een vermoeden dat iets in elkaar zou klikken. Vanaf de eerste pagina’s kantelt het al, zoals je had gehoopt. Dingen die je al zo lang ergens zag in je hoofd, nog onbestemd, lichten nu ineens op.

(Wonderlijk hoe er mensen zijn die dingen kunnen begrijpen, er woorden en beelden voor kunnen zoeken, en zo bij andere mensen dingen kunnen doen bewegen, kantelen.)

(Na al die jaren nadenken weet je soms nog altijd niet hoe woorden werken.)

Hoe zalig het is, op je terras zitten lezen terwijl het regent een meter verder. (Een herinnering.)

Je legt het boekje neer. (Hoe heerlijk, je kon het helemaal na elkaar lezen. Je kon in het ritme van die woorden blijven.)

(Briefjes met woorden voor het stukje dat nog zal komen. Als een soort reservebank.)

(Ergens in je krioelen de beelden. Los van jou. In jou.)

De woorden als een plek die je voor je zag. Je was al verdwaald voor de woorden. Iets zei je dat je daar even moest blijven.

De vrouw in die film. Je glimlacht de hele tijd.

Je blijft haken in de uitloper van een droom.

Het verhaal in de krant. Die dappere vrouw over haar vreselijke stiefvader. Hij wilde haar in bezit nemen. Zij heeft gewonnen, uiteindelijk. (Hoe ze vertelt over de zoon van haar zus, die bij haar kwam wonen. Tranen. Hoe veiligheid uiteindelijk wel kan komen.)

Filmpjes. (Onrust.) Beelden.

Het is het moment om te schrijven. (Nu moet het. Er is geen keuze. Zo had je het afgesproken met jezelf.)(Je weet nog altijd niet goed hoe het werkt.) Het gekrioel is nu elders. (Het residu daarvan zal wel tevoorschijn komen.) Iets van springen. Of vallen. Voelt als een soort lager gelegen open lege vlakte waar je doorheen moet. De woorden schrijven zichzelf, trekken elkaar naar de beelden. Je ziet lagen. Aan de andere kant kom je weer naar boven. (Alsof je terug hier bent.) Daarna moet je enkel nog enkele toefjes aanbrengen.

(Iets valt van je af.)

Het verhaal in de andere krant. Over trauma’s die doorgegeven worden. Tranen.

(Dat poetsen is voor morgen. Het mag. God heeft haar toestemming gegeven.)(Voor één keer…)

Proberen je lichaam in een zondagplooi te leggen. (Het rammelt nog een beetje.)

En zomaar aan weer een vers boek mogen beginnen. (Nog even aarzelen bij de stapel.) Het duurt altijd even eer de woorden in het boek je toelaten. (Misschien willen zij jou eerst leren kennen.)

De vakantieversie van het kookprogramma. De tafel met de 27 kinderen en kleinkinderen. Tranen.

Er is iets aan het veranderen, denk je. (Terwijl de aardappeltjes bakken.)

Geen opmerkingen: