25 juli 2020

De das

Op weg voor een bezoekje.

(Zal het nu wel of niet gaan regenen, onderweg op de fiets?)

(Je had net daarvoor iemand nog iets gezegd wat je dringend nog te zeggen had, voor het geval er een meteoriet op je kop zou vallen. Je helm zou je moeten beschermen tegen dat ding, zodat je het nog eens kunt zeggen, op een onbewaakt moment.)

Het fietst lekker weg, denk je. Op die borden met cijfertjes komt telkens 24 of 25, en dat je dus niet te snel rijdt.

Die ene vreselijke steenweg die je altijd over moet.

Het duurt even vooraleer de deur zich opent, maar ze zijn thuis. De mama, het kleine grote meisje en het grote grote meisje. (Ze zijn zo groot geworden, denk je.)

Je bent zo blij dat je hen weer eens in het echt kunt zien. Je probeert het een beetje te verbergen. (Een beetje maar.)

(Het is redelijk hartverscheurend dat er niet mag geknuffeld worden…)

Er zijn tradities. Mattentaartjes. Net eentje te veel. Wat aanleiding kan geven tot een verdelingsdialoog.

Je wilt alle verhalen over de kampen horen. Je hoort alle verhalen. Sommige zijn een beetje raar. Iets over pompen, iets over vieze gerechten, iets over datingapps, iets over feestjes. De andere ontroeren je. Een filmpje met een dagverslag. Coole meiden met zonnebrillen. Ze chillen. Minstens.

(Dergelijke bezoekjes zijn altijd erg informatief, je leert allerlei nieuwe woorden bij.)

Het kleine grote meisje vertelt iets over een leidster en een leider. De leider was al heel wat ouder. Je vraagt of ouder ongeveer iets is als jouw leeftijd. Het meisje kijkt, denkt diep na, en zegt dan: toch al zeker 29. (Het is niet 100% duidelijk voor wie dat een compliment is.)

(Soms denk je tussendoor aan een gesprek dat ergens in je hoofd de hele tijd verder loopt. Dat is dan weer voor de avond.)

Je krijgt – ondersteund door didactisch materiaal – een toelichting over verschillende categorieën jongens.

Het grote grote meisje heeft haar totem gekregen. Chimpansee. Je vraagt aan het kleine grote meisje welke totem jij zou krijgen. Ze kijkt je aan en zegt dat je een das zou zijn.

Daar moet je eens over nadenken, zeg je.

(De verhalen zouden eindeloos mogen doorgaan, denk je.)

Er is ook nog een gesprek over huizen.

Voor je vertrekt laten de schapen zich nog zien.

Al na enkele honderden meters weet je het weer zeker: je hebt de wind helemaal tegen.

(De wind maakt een subtiel gierend geluid in de gaten in je helm.)

(Het aerodynamisch gunstige effect van je korte haar wordt door de helm mogelijk weer helemaal tenietgedaan.)

Op de bordjes komt het cijfer 18 of 19. Veel wind dus.

Onderweg zie je half onzichtbare beelden in je hoofd van tekeningen die iemand heeft gemaakt.

Er zijn enkele druppels, meer niet. (Het heeft wel geregend, zie je.)

Het gesprek in je hoofd beweegt verder. (Misschien is het wel weer tijd voor een brief.)

Je hebt honger wanneer je thuis aankomt. En heel veel dorst, dat ook.

Beelden en verhalen en gesprekken lopen verder.

(Je bent diep ontroerd.)

Ergens in de nacht leggen de dingen zich neer.

Geen opmerkingen: