Lege plekken maken tussen de lege plekken. Iets in die aard.
De mannen nemen de grote tafel mee. Ze halen de tafel uit elkaar en dragen de stukken naar buiten. Je kijkt toe vanuit de tuin. Je gaat weer naar binnen en kijkt verder.
De tafel was altijd zo immens zwaar. Ze lijkt zich toch niet te verzetten. Het is tijd.
De tafel bleef, al die jaren. Rustig in zichzelf. Steeds klaar om te dragen, of niet, alles was goed.
De tafel en die kast, ze hoorden samen. Echt van hen houden was niet eenvoudig. De tafel had van die kanten die pijn konden doen, aan je knieën. De kast was een beetje in zichzelf gekeerd. En eigenlijk niet zo mooi. (En niet zo praktisch. Eigenlijk.)
Terwijl alle andere spullen een voor een uit het huis verdwenen, bleef de tafel rustig wachten, niet zomaar door tijd aan te raken.
De mannen dragen de stukken naar buiten, zetten de tafel op hun kar. Ze komen straks nog terug om ook de kast op te halen.
En je kijkt.
Je vraagt aan de anderen verhalen te vertellen. Over hun herinneringen bij deze plek.
Iets wankelt even, ergens in je.
De mannen hebben ook de andere spullen opgehaald die op hun lijstje stonden.
Je loopt door de kamer heen en weer met dozen en zakken, daar waar de tafel stond.
(Ze komt niet meer terug.)
Het voorbije jaar had je soms last van alle spullen die op de tafel lagen. Je wou dat ze leeg en opgeruimd was, het lukte nooit. De werelden van de laatste reis waren allemaal op de tafel.
(Het was de plek geweest van het eten. De plek van spelletjes spelen met je zus en je grootvader. De plek waar je grootmoeder de bouwplannen opvouwde op de enige juiste manier. De plek voor het bezoek. De plek voor handwerkjes, woordenboeken of kranten. Het werd de plek met papieren van het ziekenhuis, tussen allerlei rommeltjes, kleine ankerpunten van een verdwijnende wereld.)
Ook bij het opruimen maakte het je rustiger, wanneer de tafel zo goed als leeg was. Je kon kijken, van waar je zat, zien hoe ze zaten te eten daar. En het was goed. De kinderen met al hun verhalen.
Je loopt door de kamer, iets gedrevener dan nodig is, er is nog tijd genoeg vandaag.
Het is een ruimte geworden.
Binnen enkele dagen kom je weer terug. De nog aanwezige spullen zullen dan vertrekken. Ze liggen klaar in meeneemstand.
Je vader, je moeder, je grootvader, je grootmoeder, ze zijn in de dood. Ze zwijgen nu, je weet niet of ze ergens in de kamer staan te kijken. Het lijkt alsof alleen hun echo nog daar is.
Enkele uren eerder was je oom daar. Je zag hem voor het eerst sinds maanden. Hij kijkt een beetje verloren. Onhandige tranen. Op zoek naar dingen van zijn jonge broertje, ondertussen al zo lang in de dood. Als jullie straks het huis loslaten, verdwijnt ook iets van de mogelijkheid van een plek van aanraken van de tijd. Nieuwe verhalen zullen het huis vullen, heel langzaam. Er waren routes om door het leven te bewegen, elke dag. Een traag wegebbende illusie dat de dingen zullen blijven zoals ze waren. Alvast die ene route is er straks niet meer.
Dierbare vrienden komen je ophalen, zodat ook de stoel mee kan. Het ontroert je meer dan je hen kunt zeggen.
De hele reis terug naar huis kijk je naar de stoel. Af en toe raak je het hout even aan. Het is alsof iets in de stoel je geruststelt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten