(Verspreid over ruim een week.)
De intense vurige ogen van Bob Dylan, zodra hij Hurricane begint te zingen in die geweldige film over de Rolling Thunder Revue. (Binnenkort wordt hij 80, denk je. Misschien is er aan zijn ogen weinig veranderd.)
Howlin’ Wolf, hoe hij daar staat, als een reus, in die documentaire over de Chicago blues.
Die luitspeler die de Chaconne van Bach speelt. Je bent niet bestand tegen dat stuk. Die dalende tonen, telkens opnieuw. Alles van het leven zit in dat stuk, denk je. De luit maakt het zo zacht. Alsof de noten niet meer schuren. Misschien heb je dat toch net iets liever, dat ze wel schuren. (Je denkt weer aan die dansvoorstelling met dat stuk. Het eerste deel helemaal in het donker, alleen de violist. Het tweede deel met de dansers.)
Het instructiefilmpje. Hoe je Boogiewoogie moet spelen op de piano. Je kijkt naar het filmpje, je oefent even aan de piano. (Je denkt aan de concerten met Jools, hoe snel hij speelt met die linkerhand.) Je kijkt naar je handen.
Die nieuwe cd van Rhiannon Giddens. Hoe mooi die is. (Je denkt weer terug aan dat concert en de documentaires die je over haar zag.) Je houdt van haar betrokkenheid, de intensiteit waarmee ze de dingen doet. (Een koffietje met haar, hoe geweldig zou dat zijn?)
Die aria, Mache dich, mein Herze, rein, bijna aan het einde van de passie. Op dat moment komen de tranen, hevig. Je vraagt je af waarom, net daar. Het is iets met de muziek. Het is iets met het verhaal, wat die man doet. Hoe menselijk het lijkt, na zoveel vreselijke dingen.
Die playlist die is gemaakt voor je moeder. Soms ga je er nog eens naartoe. Je hoort er Georgia On My Mind, of Café Breugel, of Kraanvogels. Je hoort er Moustaki, Brel, Alan Stivell en Brassens.
Dingen die je niet wilt horen. Je begrijpt niet altijd waarom. Zo wil je telkens de radio afzetten als er iets van de Beach Boys komt, of wanneer Baker Street nog maar eens komt. Of je zet hem ook effectief af als Sweet Home Alabama komt, omdat je die ene zin niet wilt horen.
Die enorme collectie jazzplaten van je vader. Je draait ze in beetjes, telkens enkele platen bij het poetsen. Dit keer Kid Ory, Jim Robinson, Fletcher Henderson. Hoe ze je telkens ontroeren. Hoe fijn het is die vinylplaten te voelen.
Gaan zoeken naar muziek van Little Walter. Een filmpje zien van een optreden van Muddy Waters. Iets in jouw lichaam is ingesteld op de blues.
Soms ineens een welbepaald nummer willen, pas rustig worden nadat je het gehoord hebt. Shawn Colvin met These Four Walls. Daarna Joe Henry met God Only Knows. Daarna Gillian Welch met The Way It Goes. En Bob Dylan met Boots of Spanish Leather. Daarna begint je lichaam rustiger te worden, ben je weer een beetje thuis.
Kunnen verlangen naar hoe je je zult voelen zodra je de fado van Carminho weer hoort. (En terugdenken aan die concerten, met je fadovriendin. Hoe ze die ene keer het podium op kwam wandelen. Hoe het was alsof je haar bijna aan kon raken. Hoe breekbaar ze daar stond, op de rand van het podium.)
Je afvragen, weer over die chaconne, hoe Bach die nu eigenlijk geschreven heeft. Of hij dan met zijn viool tussendoor stukjes zat te oefenen, om te zien of het wel speelbaar was wat hij net geschreven had. Of hij die muziek in zijn hoofd kon zien.
(Het is of je in je hoofd de onzichtbare plek kunt zien langs waar de woorden naar je toe komen. Je denkt dat er in jouw hoofd niet zo’n plek is voor muziek die er nog niet is.)
Dat programma dat je toevallig ontdekt. Over een soort atelier waar mensen oude spullen naartoe mogen brengen die moeten gerestaureerd worden. (Ineens denken dat je dat had moeten kunnen zeggen tegen je vader, dat hij naar dat programma moest kijken. Vaststellen dat je het zelf ook heel boeiend en ontroerend vindt.) Kijken naar de man die die oude Wurlitzer helemaal terug als nieuw maakt. (Denken aan hoe je vroeger ook in het café liedjes ging kiezen op de jukebox.) Kijken naar die man die die oude grammofoon herstelt, met van die 78-toerenplaten. En het geluid dat weer terugkeert, en de ogen van die vrouw, die de muziek weer hoort.
Een liedje in je droom horen. Wakker worden en niet meer weten welk liedje het was.
Je herinneren dat je enkele dagen geleden door de stad liep en de hele tijd een liedje in je hoofd had, dat je als het ware kon zien. Niet meer weten welk liedje dat was.
In de etalage van de platenwinkel gaan kijken naar die plaat van The Beatles in Hamburg. Het moet een bootleg zijn, denk je. Je hebt wel een dubbelelpee van een van hun concerten in Hamburg. Je herinnert je nog dat je de uitvoering van Besame Mucho op die plaat zo geweldig vond. Misschien moet je die nog eens opleggen.
Je zit te kijken naar Line of Duty. Je hoort het accent van de acteurs. Het is in Noord-Ierland. Je denkt aan Van Morrison. Je zoekt in je hoofd welk nummer je zou willen horen. Het wordt Tupelo Honey. Je hoofd begint te wiegen, je begint te glimlachen.
(En zo gaat het elke dag weer verder.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten