Je bent begonnen aan die tekst die je voor het werk moet schrijven. Er is een soort ritme van het geduld voor nodig. Geduldig laagje voor laagje neerleggen. Het is anders met andere teksten, die net iets meer hun eigen stroom kunnen volgen. Geduldig naar het einde toewerken.
Anderen kunnen het iets gemakkelijker, ergens halverwege de tekst al uit handen geven om te laten lezen. Jij wilt altijd eerst tot het einde schrijven. Dan alles netjes maken. Een tekst die af zou kunnen zijn. Een tekst die al ergens is.
In je hoofd is een tekst die al ergens is een tekst die staat. Wat er daarna gebeurt lijkt dan iets als stukjes klei ergens bij duwen, andere stukjes een beetje wegpulken, hier of daar de balans veranderen. Maar in je hoofd denken dat de tekst er al staat.
En dat het dan gemakkelijker is om de tekst los te laten. Dat de tekst als het ware zichzelf al kan verdedigen, wanneer alle opmerkingen komen. En dat je dat cadeau wel mag gunnen aan een tekst. Het vertrouwen dat het zo zal zijn, tot het tegendeel bewezen is.
Teksten die staan, zijn teksten die je iets beter aan kunt raken. Zoals je soms onvermijdelijk aangetrokken wordt tot iets, dat je niet anders kunt, dat je handen uit zichzelf, dat. En dat je handen dan ademen.
Je denkt nu aan die keer toen je met een geliefde een tentoonstelling bezocht. Er waren die beelden, ze leken wel mensen. Er stonden overal bordjes dat je de beelden vooral niet aan mocht raken. En toch leek het de hele tijd alsof je niets anders kon doen.
Je weet niet hoe dat werkt met teksten. Op een bepaald moment zitten ze in je handen. Ze laten zich herinneren door je handen. Je voelt het, in je handen, in je hele lichaam, dat als je hier iets erbij zet, er daar iets weg moet, of niet.
Een tekst moet eerst in je handen zitten voor je die weer uit handen kunt geven, denk je. Het heeft iets met veiligheid te maken. Misschien moet je eerst ergens aangekomen zijn, voor je kunt vertrekken. Anders ben je als gaten in de wind.
Misschien zijn mensen ook teksten. Om te zien hoe ze ademen, moet je lezen. Als je lang kijkt, geduldig, zie je waar de woorden in de huid geschreven zijn. Een woord als verdriet. Je kunt je vingertoppen volgen. Hoe ze een woord betasten.
Mensen zijn verhalen vertellende wezens. Misschien vertel je dezelfde verhalen steeds opnieuw. Steeds een klein beetje anders. De verhalen stonden er al. Maar elke keer was er iets met de klei. En verhalen worden laagjes van zichzelf.
Misschien zijn mensen laagjes huid. Ze leggen zich neer, in zichzelf. Misschien wachten woorden soms op die laagjes. Pas in de tijd worden ze zinnen. En pas na de zinnen kun je lezen waarom je huid deed wat ze deed.
En zo zit je naast elkaar. Je ziet hoe je in het gesprek bent gaan zitten, hoe je zelfs een beetje achterover kunt leunen. Je hoort de zinnen, je kijkt naar de woorden. En je ziet: dit zijn de woorden van nu, ze hadden al die tijd nodig.
En misschien denk je. Waarom konden we toen niet tegen elkaar zeggen wat we nu wel kunnen? Toen we elkaar verloren in lagen. Toen we soms verdwaalden in afwezigheid en gemis. Handen die wachtten op woorden.
Je mag mijn tekst lezen, zou je willen zeggen. Je mag de woorden in mijn huid lezen, zou je willen zeggen. De gedachte alleen al is misschien genoeg. Misschien ben je alleen al daardoor leesbaar geworden. Door lagen naar buiten gebracht.
En je zou iets willen zeggen over je onvermogen, en misschien heb je het al gezegd. Je zou iets willen zeggen over wat je toen niet kon. Gaten in de wind. Soms is het goed je tekst hardop te lezen. Maar misschien deed je dat al.
Weer thuis kijk je naar je huid in de spiegel. In een toestand van mogelijke gelezenheid. In het lezen kun je de woorden ook een klein beetje bevrijden, als een beeld uit de rots. Je kunt aan de woorden zien dat ze door een ander gelezen zijn. Het verandert iets in je adem.
2 opmerkingen:
Misschien moet je eerst ergens aangekomen zijn, voor je kunt vertrekken. Anders ben je als gaten in de wind.Zo herkenbaar...
Dankjewel voor je reactie Brigitte
Een reactie posten