22 mei 2021

Traag bewegen


Na een drukke week stap je uit de trein, in een andere stad. Je hebt afgesproken met een dierbare vriendin om een museum te bezoeken. Je doet het graag met haar, naar een museum gaan. En het heeft iets met ritme te maken, denk je. En met weinig zeggen.

Rustig lopen jullie door de stad. Het ritme voelt zacht. Iets is helemaal open, denk je.

De koffie is ongelooflijk lekker.

Even schuilen in het bushokje, de regen is te hevig. Iets in je buik zoekt.

De verhalen komen. Het is alsof de stad mee ademt.

In het museum.

Afdalen naar beneden.

Je was al enkele keren hier met haar. Die ene tentoonstelling herinner je je nog goed. Die grote huiderige kunstwerken, in combinatie met die oude kleine besloten hofjes. Haar werken hebben altijd een vertraagd effect op jou. Enkele uren later bewegen ze in je lichaam. Je herinnert je nog van toen dat je last had van de bewegingen van sommige andere mensen, alsof ze lijnen verstoorden of zo.

Voorzichtig komen jullie de ruimte binnen. Schilderijen, tekeningen en voorwerpen over een kindertijd eeuwen geleden. Kinderen die werden klaargestoomd om een grote rol te gaan spelen in een keizerrijk. Kinderen die als pionnen heen en weer werden geschoven. De werken ademen een droeve intensiteit. Lege ogen. Een beeld van een gebakerd kinderlijkje, stil midden in de ruimte.

Het licht, de kleuren, de verhoudingen in de ruimte, de stem van de vrouw in het apparaatje. Ze zijn een ritme. Je beweegt mee.

En weer die andere mensen. Niet allemaal, enkelen. Hoe ze bewegen. Het doet je pijn, het verwart je.

Het duurt even eer je het begrijpt.

Ze lijken zo rusteloos heen en weer te gaan, van het ene naar het andere, zigzag, alles even doen, of zo. Ze schuiven zich tussen lijnen, gaan recht voor het werk staan, alsof er geen andere mensen zijn. Zo voelt het toch.

Het ritme dat je overneemt in zo’n ruimte is een verlangen naar een traag en open bewegen. Geen onverwachte bewegingen. Steeds even kijken waar de anderen staan, altijd ruimte laten, zodat iedereen traag zou kunnen bewegen. Steeds leesbaar voor een ander. Misschien is dat het. Een trage leesbare leegte zoekend.

Het zou kunnen dat de toestand van maanden je lichaam nog gevoeliger maakt. Gevoelig voor mooie intense beelden. Maar misschien ook gevoelig voor mensen rondom jou. Gevoelig voor onverwachte bewegingen. Misschien was dat iets van de voorbije maanden. Als een onuitgesproken verlangen van je lichaam tegenover andere lichamen, dat ze leesbaar bewegen.

Is het omdat je zoveel alleen was al die tijd? Misschien let je nog zorgvuldiger op bewegingen. 

Misschien voelde je gewoon beter wat er altijd al was in je lichaam. Iets in je is altijd alert, ziet lijnen, beweegt in lijnen, schat de ruimte in. Iets in je kan steeds schrikken van wat niet leesbaar is. Het was er al.

Eigenlijk had je het alle vorige keren dat je een museum bezocht ook wel, denk je. Misschien is het gewoon wat het is. En de plek is van iedereen, het kijken is van iedereen, zoals zij of hij dat verlangt.

Aan haar moet je het niet uitleggen. Ze had hetzelfde gevoeld. Dezelfde verwarring.

Jullie blijven in hetzelfde ritme. Rustig terug op weg naar het station. Even gaan kijken naar de beiaard in het paviljoen. Het meisje met de cello dat zich klaarmaakt om met de beiaard samen te spelen. Nog een ommetje langs de etalage van de boekhandel.

De kinderen op die schilderijen lijken zo eenzaam, denk je.

De nieuwe perrons, onder een indrukwekkend gebogen dak. De regen en de wind. En alles lijkt zo helder. Er is alleen dit ritme. Iets is open.

De trein komt eraan. Afscheid nemen.

Het interview met de schrijfster in de weekendbijlage.

De regen stopt net voor je het station binnenrijdt.

Traag loop je door de stad naar huis. Je denkt aan de kinderen.

Geen opmerkingen: