09 mei 2021

Gewoon onderweg


‘Dit is goed. Gewoon onderweg zijn, en verder niets. Een beetje kunnen verdwijnen in de trein. In dit ritme.’
‘Ja, dat is wat ik wou. Soms is het zoveel allemaal. Altijd weer dingen die aan je trekken.’
‘Het landschap dat voorbij schuift. En alle verhalen die je daar kunt vermoeden. Het landschap heeft alles gezien. Ik voel hoe het elke keer weer gebeurt, ergens onderweg. Dat ik op een of andere manier in dat ritme verdwijn. Het gebeurt ook altijd bij een concert. Het eerste half uur of zo gaan je gedachten nog alle kanten op. En op een bepaald moment merk je dat je alleen nog maar in de muziek bent. Tussen die twee momenten gebeurt het.’
‘Het past bij jou. Dit. Ik kijk graag naar jou tijdens zo’n reis. Jij noemt het altijd een reis. Het is mooi hoe je je eraan over kunt geven. Je kunt het dus wel.’
‘Ja, misschien wel.’
‘Waarom ben je nu zo stil?’
‘Soms is het vermoeiend, om steeds jezelf tegen te komen. Iets als een lijn waar je niet overheen geraakt, hoe vaak je ook probeert. Officieel praten we daar altijd anders over natuurlijk, alsof we de hele tijd blijven bewegen. En dat is ook wel zo. Maar soms lijkt het alsof het beter is gewoon de dingen te aanvaarden. En dan vanaf dat punt opnieuw beginnen of zo. Ik begrijp zelf niet wat dat zou willen zeggen, maar iets in die aard.’
‘Ik begrijp wat je zegt. Maar ik denk nog altijd dat de lijn niet ligt waar jij denkt dat ze ligt. Je hebt meer plaats om te spelen, zeg maar.’
‘Dat zou wel mooi zijn.’
‘Het is mooi te zien hoe je er wel helemaal bent op een moment als dit. Soms is dat ook wel veel. Als jij aan iemand vraagt hoe het met haar gaat, kijk je altijd zo intens. Je kijkt heel diep, je wilt het dan ook echt weten. En het mag dan alles zijn, ook verdriet. Soms wil ik dat niet, maar eigenlijk voelt het wel veilig, te weten dat iemand echt naar je kijkt.’
‘Het spijt me, aan die ogen kan ik niet zoveel doen. Ik probeer nochtans.’
‘Het is goed. Soms heb ik last van mezelf. Het is alsof ik dan verdwaal in mezelf. Alsof er de hele tijd iets is dat ik niet kan vatten. En daardoor weet ik ook niet waar ik naartoe zou moeten gaan.’
‘Ik heb dat wel altijd gezien in jou. Het deed me vaak verdriet.’
‘En zo konden we elkaar ook zo vaak niet bereiken. Jij met jouw afstand, ik met mijn verwarring. Met wat we nu weten, zou het misschien anders zijn.’
‘Ik herinner me nog hoe we ooit samen ook deze reis maakten. En toen we terugkeerden lag je tegen me aan te slapen. En het voelde goed, het was genoeg zo, alles was er. Maar het leek alsof het landschap steeds sneller voorbij schoof. En ik wou niet dat het bijna voorbij was, dat ik je moest wakker maken om te zeggen dat we bijna weer thuis waren.’
‘Ik heb toen wel niet de hele tijd geslapen, maar ik hoopte dat je dat niet zou merken.’
‘Op een bepaald moment valt je adem samen met het ritme van de trein. Eerst zoekt je adem naar het ritme van de ander, en daarna dat van de trein.’
‘En dan krijg jij waarschijnlijk ook van die tintels?’
‘O ja. Als ik dan gewoon even met mijn teen beweeg, stroomt dat zo helemaal langs mijn rug naar boven.’
‘Je hebt er al vaak over verteld. Ik zou op zo’n moment wel eens in jouw lichaam willen zijn.’
‘Ik zou je dat in het algemeen wel niet echt aanraden.’
‘Dat maak ik zelf wel uit. Ik zou dan soms ook wat beter kunnen zien wat je echt denkt en niet zegt.’
‘Ja ja, dat zal wel.’
‘Het is wel heerlijk dat we dit nu gewoon kunnen doen. Gewoon tijd, en verder niets.’
‘Hopelijk ook nog wel koffie straks.’
‘Ja. Tijd en koffie. Dat is het voor vandaag.’
‘En ga je dan weer in slaap vallen wanneer we terugkeren?’
‘Wie weet. Dat zal de trein voor mij beslissen.’
 

Geen opmerkingen: