14 mei 2021

Zelfomwegen


Klaar voor de vergadering. Alles in je hoofd netjes voorbereid. De potloden mooi op een rijtje op de tafel. Een klein stapeltje papier. De hoek kiezen voor het scherm. De verdere aanpak op een klein papiertje. Het horloge op die plaats.

(Je haar begint echt te lang te worden, denk je.)

Na de vergadering verder knutselen aan de tekst. (Een beetje als woorden uit een doosjes nemen en tussen de andere schuiven. En dan met je vingers alles mooi gladstrijken. Denken aan wat je nog hoorde, eerder die dag. Dat het jammer zou zijn om die tekst die een beetje lekker in zichzelf lag uit elkaar te trekken. Zoals met een trui.)

(Zien hoe het, steeds weer, werkt bij jou. Het is alsof de tekst in je lichaam zit. Je spieren trekken zich op, zo lang het knutselen zal duren. De nacht is een beetje als logeren in de tekst.)

(De krant leest anders in de trein dan thuis op de tafel.)

De dingen in je hoofd op hoopjes leggen. Het tafelblad in je hoofd is leeg voor het laatste rijtje woorden dat zachtjes in de tekst wordt geduwd. (Nog een laatste keer kijken of alle haakjes overal op dezelfde manier gebruikt worden, of de lijntjes tussen de paragrafen kloppen, of de voetnoten in orde zijn, of die ene zin wel juist is aangepast.) (Als de tekst helemaal netjes is, mag het vertrek ervan worden voorbereid. Je gaat nog even wachten, de tekst zal vertrekken om 15.59 uur. Tot dan mag je al aan een ander stapeltje werken. Vanaf 16.01 uur zal je lichaam veranderen. Zo is het, steeds weer.)

Op weg naar de trein, de grote man die voor je loopt. Je probeert te lezen waarom hij zo beweegt. Wanneer je hem voorbij loopt, zie je het. Hij is aan het zingen. (Je leest de hele tijd, denk je wel eens.)

De avondvergadering. De man vertelt over vier manieren van kijken. Het duurt even eer je mee bent. Dan komt het. Het stroomt. Het genot van het denken, besef je. (Nadien lees je je hoofd. Al die jaren denken, luisteren, lezen, zoeken, opnieuw beginnen, misschien begint het stilaan als stukjes in elkaar te vallen. Je kijkt met verwondering naar je hoofd. Het doet je glimlachen.)

(Hoe zat dat nu ook weer met het uitstellen van het genot?) Je kijkt naar twee dromen die in de nacht naar je toe komen. Ze blijven in je lichaam hangen, evaporeren niet. Nadien probeer je te achterhalen aan wie dat ene hoofd je doet denken. Dat andere hoofd bestaat uit twee gezichten die je kent. (De droomstroom blijft in je.)

In je hoofd hoopjes van dingen die nog zullen komen voor de week om is. Die ene extra vergadering zit in je hoofd op vrijdagmorgen, zoals steeds. (Bruggen passen niet in je hoofd, blijkbaar.) Op woensdagmorgen krijg je telefoon. Of je nog in de vergadering komt. (Innerlijke dialoog. Iets over onvergeeflijk vergeten. Iets over hoopjes in je hoofd, waardoor je op dat moment eerst in die ene winkel het tijdschrift met Bob Dylan op de cover ging kopen om daarna een zak potgrond te gaan halen. Het is onvergeeflijk.) Je verontschuldigt je zeven keer, minstens.

Om het goed te maken met jezelf die dag nog eens goed overlopen wat er de volgende dagen nog zal komen. Alle afspraken goed onthouden.

(Je bent nog altijd kwaad over dat artikel in de krant. Het raakt iets dat ergens diep zit. Het stuitert heen en weer in je hoofd. Je lichaam zet zich al klaar in de wind voor de vergadering ’s avonds, waar je iets zult zeggen over dat wat je las.) (Je kunt terwijl de rest van de dag andere dingen doen, het voorbereiden gaat autonoom verder.)

De twee dingen die je wilt zeggen. In je hoofd zijn ze klaar. (Terwijl je spreekt, is het alsof je in vier lagen moet denken. Je ziet de ruimte in je hoofd, je ziet de lagen.)

De nacht kijkt toe, komt je niet omhullen met zachtheid. (Ook dit iets moet door je lichaam heen sijpelen, je kunt het niet versnellen of ontwijken.)

Enkele dagen geleden ging het in je brief nog over opstandigheid. (Je probeert iets te lezen.)

Een mooie wandeling. Het pad rond het water lijkt steeds een beetje mee te veren. Als een aanbod tot troost.

Het koppel dat vraagt een foto te nemen. De volgende dag is het hun huwelijksverjaardag. Ze zien er zo gelukkig uit.

(Iets over kwaadheid. Het laat je lezen wat je daardoor beter begint te begrijpen.)

Op weg naar huis denk je: ik wil Bob horen, te beginnen bij die ene plaat. (Dat zal de lijnen zacht maken.)

(Die ene plaat. Tranen. Alles maakt je helemaal week.) (I Contain Multitudes) Adem. (I've Made Up My Mind to Give Myself to You)

Je maakt een verslag van de vergadering de vorige avond. Door de woorden leggen de dingen zich neer, zo lijkt het.

(Er is een onderhuidse rusteloosheid, merk je. In de vijfde laag, waarschijnlijk. De onderbouw.)

Je pakt de planten aan in etappes. Gespreid over de dagen. Als een vorm van genade.

(Hoe zou je het kunnen noemen? Je vraagt het je af, terwijl je staat te koken. Een grote concentratie, de hele tijd. Dat zou het kunnen zijn.)

Je denkt iets over de liefde. Het is stil in huis.

Je werkt nog even. Dat hoopje gaat dus niet naar morgen.

Net voor de nacht is er een kwetsbaar verdriet. (Doorwaadbaar, dat was het woord.)

Je staat vroeg in de ochtend op. (De vuilniszak dient op de dag zelf buitengezet te worden, zo gaat het.) Je bent een beetje duizelig. (Je leest wat je kent, van de vorige keren. Er loopt een lijn van je schouders naar je buik. Zodra je iets eet, zo meteen, zal het gewoon langzaam vertrekken.)

Je begint te werken. (Je ziet de lijnen in jezelf.) (Bob blijft nog enkele dagen bij je. En straks is het zijn verjaardag.)

Geen opmerkingen: