01 augustus 2021

Woorden zoeken


Je legt het dikke woordenboek op de tafel voor je. Meestal kun je het Engelse woord dat je nog niet kent wel ongeveer samenstellen uit de rest van de zin. Soms lukt het net niet goed genoeg. En het is wel fijn het woord na het opzoeken ineens licht te zien geven in je boek.

Je hoort haar een woord gebruiken. Het schokt je. Omdat het het juiste woord is, denk je. Het verbaast je dat je zelf nooit in dat woord gedacht hebt. Je beschreef het wel telkens met andere woorden. Alsof je het helemaal omcirkeld had.

Je ziet de acteur in de serie. Hij fascineert je. Je weet eigenlijk niet waarom. Het is iets in hoe hij staat, hoe hij beweegt. Het is iets met de verhoudingen in zijn lichaam. Je kunt geen woord vinden om te beschrijven wat je ziet.

Tijdens de vergadering. Je probeert iets uit te leggen. Dat ding wordt daar al gebruikt, op die plek. Je ziet de plek in je hoofd, maar de naam komt niet. Wel de naam van de straat naast de plek. Je ziet het woord van de plek in je hoofd, maar kunt het niet lezen.

Je krijgt een bericht. Iemand vraagt hoe het met je gaat. Je probeert goed te antwoorden, naar waarheid. Er lijkt geen woord te komen dat past in een kort antwoord. Er komen omtrekkende woordbewegingen, ze bewegen om de dingen heen. En zijn zo een antwoord.

Je probeert de tekst die je kreeg snel te herschrijven. Die tekst moet je eerst voelen voor je hem kunt veranderen. Daarna kun je hem herstellen en uitbreiden. Daarbij kan de tekst uitademen. De woorden volgen de adem.

Je zit in de trein. Je leest een boek van een Italiaanse auteur. Enkele rijen verder is iemand luid aan het telefoneren. In het Italiaans. Je probeert woorden te horen die misschien overeenkomen met de vertaalde woorden in je boek.

De vrouw in het boek zegt dat ze graag met de hand geschreven brieven ontvangt. Zo’n brief verandert het leven op een eiland. Je ziet brieven die je schreef, je ziet brieven die je nog niet geschreven hebt. Het is het ritme van je hand dat de woorden zoekt.

Je probeert in een antwoord iets uit te leggen. Je nadert een plek in je landschap waar het moeilijk gaan is. De woorden stokken. Misschien zijn ze er, misschien niet. Misschien zijn er wel woorden, maar is die plek woordafstotend.

Iets maakt je rusteloos. Iets met woorden die nog niet gekomen zijn. Waardoor andere woorden wel komen, ergens. Je kijkt naar de regen. En ja, de woorden zijn gekomen. Je adem verandert. Je kijkt naar de regensporen.

Je leest het artikel eerst van ver. Je wilt sommige woorden niet lezen. Als je weet dat ze erin staan, wil je het artikel liever niet lezen. Als het een andere dag was, was het misschien geen probleem. Maar het is deze dag.

Je hoort haar iets zeggen over de betekenis van eenzaamheid. Je ziet wat ze zegt. Je ziet welke woorden je zou gebruiken als jij zou antwoorden. Je ziet waar je zou zoeken naar andere woorden. En hoe ze in beide gevallen zouden wegen.

De vraag die al dagen op je wachtte. Je wist dat je ze moest beantwoorden. Eerst aan jezelf, dan aan een ander. Zo eenvoudig, en toch een drempel. Om ze te kunnen beantwoorden moet je zelf ook een vraag stellen. Die woorden wachten op je.

Een lege plek in de dag. Een gesprek in je hoofd. Je probeert aan jezelf uit te leggen waarom iets niet goed was voor jou. Vergeleken met alle vorige keren wordt het antwoord steeds beter, denk je. Daarna zie je de beelden.

Je zit in de trein. De treinmeneer gaat naar de microfoon en kondigt vlotjes in vier talen aan dat we een groot station naderen. Zou hij de woorden zien in zijn hoofd, of niet? De twee treinmevrouwen achter je applaudisseren. Ze praten verder met elkaar. De talen kantelen in een zin.

Geen opmerkingen: