Je stelt vast dat je geen internet hebt. Het is weekend. Je doet nog even beroep op al je magische krachten, die andermaal in zeer beperkte mate aanwezig blijken te zijn. De rivier komt niet zomaar terug naar je toe. Gelukkig is de aangewezen basisaanpak relatief overzichtelijk. Het uittrekken en weer insteken van de stekker van de modem. Je richt daarna al je liefde op het zwarte doosje, dat qua ontvangen van liefde meer op een zwart lijkt. Je hoopt nog dat het tijdens de nacht spontaan zal verdwijnen. Quod non. Op een zondagochtend – dat kan blijkbaar – bel je naar de meneer van Telenet. Je verwacht dat je meteen allerlei dingen zult horen die zullen bevestigen dat jij zelf iets fout hebt gedaan. Maar de meneer verontschuldigt zich, nog voor je goed voorbereide uitleg klaar is. Op zijn scherm kan hij zien wat er bij jou fout is. Hij zegt dat het nog een wonder is dat het internet het nog enkele dagen heeft volgehouden, gezien het moment waarop de problemen begonnen zijn, enkele nachten geleden. (Misschien is er dan toch enige invloed van jouw liefde op de dingen?) Terwijl je luistert, tikt hij allerlei dingen in een formulier, waarbij hij ettelijke malen het woord ‘marcheren’ gebruikt, vooral dan in de niet-vorm. Een andere Telenetmens zal maandagochtend naar je toe komen om alles te herstellen.
Hoe raar, dat je dan toch het gevoel hebt alsof de rest van de wereld een beetje verder weg is. Alsof je niet gewoon naar de rivier kunt zitten kijken. Alsof je minder aanraakbaar zou zijn. Wat objectief gezien ook niet klopt. De zondag wordt er nog iets stiller door, denk je. (Al zijn er nog die mooie jazzplaten tijdens het poetsen.) Wat dan weer veel tijd geeft voor reflectie over de liefde, ook de magische en de kosmische.
Je gaat naar een tentoonstelling, georganiseerd door een dierbare vriendin. Terwijl je naar de schilderijen kijkt, denk je aan hoe je vader je ooit leerde hoe je olieverfschilderijen moest maken. Die artistieke carrière was van korte duur, maar je weet nog iets over terpentijn.
Een andere dag. Een andere Telenetmeneer belt aan. Hij zegt dat hij al een voorafgaande analyse heeft gemaakt, waaruit zou blijken dat de modem waarschijnlijk stuk is. Je probeert je iets voor te stellen bij die voorafgaande analyse. Zit hij dan buiten in zijn bestelwagen met zijn laptop binnen te kijken in jouw huis? En hoe kon hij dan alles zien? Want die modem hangt in de berging, naast de wasmachine, en het licht was daar niet aan? De meneer vervangt het zwarte doosje door een wit doosje, dat nu meer bandbreedte zou moeten hebben. (Je moet dan misschien wat breder voor je scherm gaan zitten vanaf nu.) Je blijkt niet de enige te zijn. Heel veel mensen kregen op hetzelfde moment een zwart doosje, dat nu overal stuk begint te gaan. (Het lag dus toch niet aan jou.)
In de trein, op weg naar een vergadering. Half de trein zit vol met uitgeputte jongeren met rugzakken en tentjes, op weg terug naar huis.
Een andere dag. Een vroeg koffiegesprek, dat je erg ontroert. Iets over de liefde. En ook iets over koffiebars. Een traag gesprek, waarbij je kunt kijken naar de woorden en de lijnen.
Je hebt afgesproken met iemand die je al lang niet meer zag. Het gesprek ontroert je erg, je voelt je dankbaar. Iets over het grotere waar we een deel van zijn, en de woorden die we daarvoor kunnen gebruiken. Iets over onze kinderen in een veranderende wereld. En over nooit weten wat je betekent in het leven van een ander. En de zee, natuurlijk.
Een andere dag. Vaststellen dat je toch nog enkele nuttige dingen te doen hebt.
Je gaat je fiets ophalen. De fiets is blij dat je er weer bent.
Iemand wijst je erop dat je vaak het woord sexy gebruikt. (Blijkbaar vooral in de niet-vorm.)
Iets hangt over je, als een soort voorbereidende zwaarte.
Een mooi gesprek, met twee mensen die je dierbaar zijn. Het gesprek is zacht.
Je wist, al vooraf, dat een verdriet nog door je lichaam moest bewegen. Het is gewoon wachten, en kijken, in een korte nacht.
Een andere dag. Je had een afspraak. Je wou gaan, heel erg graag eigenlijk. Iets in je wil alleen zijn, de rest van de dag, iets voelt dat het je goed zou doen om bij je vrienden te zijn. Het is nog een eind, het is buiten de hele tijd, het is heel erg warm. (Voor jou is het eigenlijk te warm, misschien mag je dat zeggen tegen jezelf.) Je zegt af, blijft thuis (en gaat nuttige dingen doen).
Uit de vragen en de telefoons blijkt dat het werk je langzaam weer naar zich toe begint te trekken.
Je kijkt naar de rivier, naar je adem. Naar wat je leerde over de liefde, en over het rouwen.
Je begint in een vers boek. Je had het lang laten liggen op de stapel. Ook al is het een beetje thuiskomen, het doet niet echt wat je had gehoopt. Misschien is dat niet erg. (Misschien mag je toch nog aan een ander boek beginnen.)
Een rare droom, over een auto.
Vroeg in de ochtend. Ergens is een baby aan het huilen.
Je bent even in de vergadering. Je hoort iets over een regendans.
Een mooi gesprekje.
Je legt aan de mevrouw in de winkel uit waarom je dit keer al op vrijdag komt voor de weekendboodschappen. (Je bent zo voorspelbaar dat de mevrouw al even in paniek dacht dat zij zich van dag had vergist, en dat het al zaterdag was.)
Je spreekt met jezelf af dat je nog eens naar de boekhandel mag gaan, voor een vers boek. Je ziet twee vertalingen liggen van boeken die je de voorbije weken las. (Het is alsof die boeken je anders aankijken.) Je kiest een boek. Later voel je hoe lekker het in je hand ligt. Iets in je achterhoofd zegt dat je het juiste boek gekozen hebt.
2 opmerkingen:
Het niet hebben van internet. Tijdens een reis. In een hotel. Ergerlijk. Tegelijk confronterend: is het dan zo moeilijk om even het gevoel te hebben niet "verbonden" te zijn? En dat tijdens de vakantie nota bene... Het zet aan tot nadenken over de maatschappij. Enige zelfreflectie is ook aan de orde, vind ik.
Dankjewel voor je reactie Melanie.
Een reactie posten