De week dient zich aan. Zo zou het in je hoofd kunnen zijn. Misschien heeft de week daar wel helemaal geen zin in, beweegt ze gewoon.
Het was een diepe nacht, denk je, terwijl je naar het station loopt. Zoveel dromen zijn blijven hangen.
Een gesprek met een collega die je al een tijd niet meer zag. Het is alsof ze pretoogjes heeft. Je vergeet te vragen hoe het met haar kinderen gaat.
Je maakt nota’s. Een rijtje. (Het wordt een literair genre op zich, denk je soms.)
In het weekend is je muts verdwenen. (Volgens sommigen een iconisch onderdeel van jou.) Je voelt je nog altijd een beetje schuldig. De muts is wees geworden. Voor je naar huis gaat, loop je nog langs de winkel, voor een nieuwe muts. Ze moet groen zijn, vanzelfsprekend. Bij het buitengaan zet je ze nog niet meteen op. Het moet nog even wachten, het moment. Het mag zich voorbereiden.
Die avond werk je nog wat verder aan het uitschrijven van het interview, tot de hele opname is omgezet in woorden op je scherm. (Waarna iets zich neerlegt. Zo ver ben je al.)
De volgende ochtend. Je werkt nog even thuis, probeert zoveel mogelijk af te werken.
Je vertrekt voor de vergadering. Je aarzelt even. Een mutsaarzeling. Ze voelt nog nieuw op je hoofd. Je verwelkomt de muts. Ze is lekker warm. Misschien wil ze wel bij je blijven.
De meneer voor je in de krantenwinkel. Doet blijkbaar mee met allerlei loterijvarianten. De mevrouw van de winkel wordt er een beetje zenuwachtig van, net als het leesapparaat.
Je bent nog op tijd voor de vergadering, waarmee het voordeel van te vroeg vertrekken toch weer bewezen is, zeg je tegen jezelf. Ze komt je ophalen aan het onthaal, je bent blij haar weer te zien.
Je bent nog niet helemaal gewend aan de kleuren van die nieuwe treinen. Te veel bruin, denk je.
Tussendoor werk je de tekst van het interview af. Je kneedt de tekst, tot die goed zit.
Die avond sta je na de vergadering nog even na te praten buiten. De muts beschermt je. Ze voelt zich al een beetje thuis bij jou.
De volgende ochtend. Je voelt iets. Zou het kunnen dat er een klein stukje vulling van je tand is losgekomen? Je durft nog geen gericht tongonderzoek te doen. Misschien heb je je wel vergist. Misschien gaat het wel vanzelf weg. (In het kader van de zelfopvoeding maak je al een pedagogische opmerking aan jezelf, waarbij je verwijst naar wat je eerder met jezelf had afgesproken.)
Tijdens de vergadering. Je ziet dat de glazen van de bril van de man naast je al lang niet meer schoongemaakt zijn.
Het is de maand van het licht. Het licht van februari. Je zag het al een beetje die ochtend, denk je, wil je denken.
Die avond. Eerst nog even een verjaardagscadeautje afgeven en daarna door naar de bijeenkomst. Het is vooral eindeloos lang rechtstaan, luisterend naar de speeches. Je staat ergens achteraan, kunt nog een beetje wiebelen met je stramme lijf.
Je loopt rond. Kleine gesprekjes met mensen die je al een tijd niet meer zag. Drie mensen vragen hoe het met je gezondheid gaat. Je hoort jezelf het kankerverhaal vertellen, ook nog aan de mevrouw van het inloophuis die de speciale prijs heeft gekregen. (Het verwart je een beetje, alsof je iets van ver moet terughalen, iets dat toch ineens dichtbij is.) De mevrouw vraagt wie de chirurg was die je opereerde. Je weet het niet meer. Ze noemt enkele namen. (Een dag later weet je weer wie het was.)
Een andere dag. Je hebt aan jezelf uitgelegd dat de afspraak met jezelf was dat je steeds onmiddellijk de tandarts zou mailen zodra je weet dat er iets mis is. Je luistert naar jezelf. (En je vraagt niet of ze nog een gaatje heeft in haar agenda.) Je hebt al snel een afspraak.
Je gaat zo meteen beginnen met de opleiding die je geeft. Het is een grote groep. Het lokaal is niet extreem conviviaal. (Je gaat alles inzetten, denk je.) Je probeert uit te leggen dat je gaat voor dolle pret. (Het is nog steeds niet duidelijk hoe dat best vertaald wordt in het Frans.) De mevrouw naast je zegt dat ze de hele tijd in slaap valt tijdens de opleidingsmodules. Je zegt haar dat dat bij jou zeker niet zal gebeuren. Bij het einde van de les – ze is de hele tijd heel actief geweest – zegt ze trots dat ze nog steeds wakker is. Je bent blij.
De volgende ochtend. Je zegt goedemorgen aan de straatschoonmaakmeneer die al vroeg bezig is. Het licht van februari aarzelt nog een beetje.
Bijna aan het station kom je haar tegen. (Je dacht net daarvoor nog aan haar.) Je zult haar later in de vooravond op net dezelfde plek weer tegenkomen. (Iets met de kosmos.)
In de wagon van de trein is het donker. Af en toe gaat het licht heel even aan, het flikkert, en gaat weer uit. Onderweg helpt het beginnende licht van februari al net genoeg om je krant te kunnen lezen. Er is hoop.
De poetsmevrouw op het werk gaat aan de slag in jouw bureau met de stofzuiger. Het ding maakt veel lawaai. Maar ze heeft een koptelefoon met muziek, waarmee ze al zingend toch nog over de stofzuiger raakt.
Je leest iets. Je handen trillen. Het weegt.
Op weg naar huis zoek je in de winkel een lekker sapje uit. De Toernee is begonnen.
2 opmerkingen:
Wat kijk je attent om je heen. En attent in jezelf.
Dankjewel Stien voor je mooie reactie.
Een reactie posten