En daar is Lucy Barton weer. Dat denk je als je het nieuwe boek van Elizabeth Strout in de boekhandel ziet liggen. Je hebt al meteen zin om er onmiddellijk in te beginnen. Dat proza dat zo schaars en tegelijk zo vol van emotie is. Voor wie de vorige boeken over Lucy Barton las, is ze iemand geworden die als een vertrouwde plek is, waar je terug naartoe wilt gaan. En dat kan, in Lucy by the Sea (vertaald als Lucy aan zee).
Dit boek begint even na waar het vorige, Oh William, eindigde. In dat boek zagen we hoe Lucy treurde over de dood van haar tweede echtgenoot. Haar vroegere man, William, de vader van haar kinderen, was net weer alleen, nadat zijn derde vrouw vertrokken was. William vraagt Lucy om met hem mee een tocht te maken, nadat hij heeft vernomen dat hij nog een zus heeft. Zij zijn ongeveer even lang gescheiden als ze ooit samen waren, en nu zijn ze enkele dagen weer op elkaar aangewezen. Het wordt een wondermooie bespiegeling over wat was, wat er niet meer is, en wat altijd zal blijven.
Bij het begin van Lucy by the Sea is Lucy bezig met een tour om haar nieuwe roman te promoten. Het goede contact tussen Lucy en William is gebleven. Hij vraagt aan hun twee dochters om New York te verlaten en vraagt aan Lucy om met hem mee te gaan naar een huisje in Maine, nabij de zee. Het is voorjaar 2020, de pandemie begint om zich heen te slaan. Een beetje tegen haar zin gaat ze mee met William. Ze denkt dat ze misschien in het slechtste geval twee weken weg zal zijn, maar weken worden maanden.
Met allerlei kleine details worden die chaotische maanden weer opgeroepen. Bij het lezen besef je soms hoe ver weg veel dingen al zijn, al zijn ze eigenlijk nog zo recent. William en Lucy worden in eerste instantie in het dorpje waar ze terechtkomen vies bekeken als New Yorkers, indringers die ook nog eens het virus meebrengen. Ver weg van de vreselijke dingen die gebeuren in de grote stad waar ze niet meer zijn, leven ze in lockdown. Lucy, ondertussen toch een succesvolle schrijfster, lijkt nauwelijks te begrijpen wat er gebeurt. William, die altijd als wetenschapper werkte, ziet de dingen meteen in hun ware omvang.
Maar de dood op afstand sijpelt binnen. Bekenden sterven. Mensen gedragen zich onverantwoordelijk en komen in de problemen. William en Lucy voelen zich vreselijk ver weg van hun kinderen. Als een van hun dochters in een huwelijkscrisis komt, is het zoeken naar manieren om toch iets te kunnen doen.
Ondertussen zoeken Lucy en William een evenwicht in hun samenzijn. Veel dingen die ze vroeger altijd moeilijk vond aan hem zijn er nog steeds. Maar tegelijk is er zoveel dat vertrouwd is. Het is een veilige plek, met de chaos van de pandemie op de achtergrond. Wat al heel voorzichtig begon in Oh William, groeit hier verder. Deze twee mensen, gedeukt door het leven, zijn samen op de voor hen best mogelijke plek en ontwikkelen langzaam maar zeker hun ritme. Met een mildheid waar ze hun hele voorafgaande leven voor nodig hebben gehad.
Ze hebben nu de tijd om terug te kijken op wat hun leven was. Dingen kunnen worden uitgesproken, wat soms gebeurt, en soms niet. Voor Lucy is die hele periode een ongewilde bezinning over wie ze geworden is, wie ze was. Ze komt uit een heel moeilijke jeugd, met veel armoede, en een onveilige thuis. Ze heeft haar weg gevonden, maar een deel van haar fundament blijft kwetsbaar, nu ze weg is uit de rol die ze kende en uit de routines van New York. Ze beseft dat ze veel dingen niet begrijpt. Ze heeft het moeilijk met de veranderde relatie met haar dochters. Ze ziet de privileges van het leven waaraan ze gewend was geworden. De Lucy die we in dit boek horen, lijkt meer breekbaar en in de war te zijn dan in de vorige. Ze beseft dat ze als kind in een permanente lockdown leefde en zoekt steun bij de imaginaire moeder die ze nooit gehad heeft. Nu William de hele tijd dichtbij is, moet ze ook meer kanten van hem zien. Hij luistert nog altijd niet goed wanneer zij dat zou willen. Lucy bouwt een mooie vriendschap op met een buurman, die wel heel aandachtig is. Maar ze ziet ook hoe William op zijn manier een sterke band heeft met de kinderen en heel wat heeft ondernomen om het leven van Lucy veilig te stellen.
De kracht van dit boek zit andermaal in de taal van Elizabeth Strout. In vaak korte stukjes vertelt het verhaal zich. We kijken door de ogen van Lucy. Ze is gevoelig en empathisch. Soms is ze in de war en kwaad op zichzelf. Het is alsof je erbij zit terwijl ze je alles vertelt. De manier hoe Strout schrijft, maakt het warm en troostend. In weinig woorden, met weinig beelden, maar met veel kleine details die de dingen ineens raken, in zachtheid. Het is een verhaal over liefde, met een soort nuchtere warmte. Het voelt een beetje losser dan de vorige boeken, maar dat is misschien wel een mooie weergave van de onvatbare dingen die op de achtergrond gebeuren. Het is ook een boek dat gaat over sociale of klassenverschillen. In hun leven zijn Lucy en William vanuit een zeer arme context kunnen opklimmen naar een welgesteld leven. Lucy is altijd een beetje ontheemd gebleven. De breuklijnen lopen door haar eigen leven. Weg zijn uit de grote stad is weg zijn van de privileges van de levensstijl die ze daar hadden, en dat wordt ook subtiel aangebracht in het boek. In Maine zitten ze tussen verschillende werelden, wat onder meer blijkt wanneer Lucy contact heeft met haar familie. Ze zitten veilig in hun huisje, ver weg van de chaos. Al die dingen bewegen in dit boek in een soort louterende en tedere bezinning over wat is en wat blijft. Een heel mooi boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten