Je kijkt vooruit naar de week en je ziet de teksten die moeten geschreven worden. Voorlopig nog in hun leegte, maar ze zijn daar. Het is alsof je over een kleine berg heen moet.
Je begint de eerste tekst neer te leggen. Je schrijft het beginstuk. Eens het er staat, is er al een plek. Alle volgende stukken kun je er verder achteraan kneden. (Je voelt de tekst in je handen.)
De vergadering. Het is fijn even bij hen te kunnen zijn. Lijnen zoeken elkaar in het gesprek.
Even koffie drinken en bijpraten met een vriend. Hij ontroert je, je bent zo trots op hem.
Je had je voorgenomen die avond nog wat te poetsen, maar de tekst roept je.
Een andere dag. Je wacht op de bus. Mensen fietsen de helling op. Je kijkt naar het licht.
Het bezoek begint. Je probeert alles te vatten wat je hoort en ziet. Je hebt 101 vragen, minstens. Maar je kijkt vooral. Hoe ze bewegen tussen die kunstwerken, hoe ze ernaar kijken.
Je probeert de dingen te zeggen. Iets over de bedding die je voelt op die plek. Je ziet hoe ze kijkt, hoe ze beweegt. Je kijkt.
De tekst wacht op je.
Die avond. Een mooi gesprek. Iets over de liefde. De woorden die je wel en niet gebruikt. (Iets stottert een beetje.)
Een andere dag. Je maakt de vertaling van de eerste tekst.
Er zijn verhalen over kanker op de radio, over lichtpuntjes. De mevrouw die het presenteert glijdt ineens in haar tranen, komt er traag weer uit. Je stuurt ook een mail. Over hoe je bij de familie wilt blijven waar je toen deel van werd, zoveel jaar geleden. Over hoe ze over je schouder meekijken, zij die er niet meer zijn. En dat ene lied. Je luisterde er zo vaak naar in het ziekenhuis, op die Walkman die je van een vriend te leen kreeg.
In de namiddag stuurt de mevrouw van de radio je nog een mail terug. Het ontroert je.
Je bent begonnen aan de tweede tekst. Je moet hem eerst een beetje zien in je hoofd, dan kun je beginnen. Door het schrijven onthult zich iets als een geraamte. Dat zal niet meer weggaan.
Die avond. Een bijzondere uitnodiging. Een mooi gesprek. Het eten is zo lekker. (Ineens heb je alleen maar last van het lawaai rondom je. Het galmt in je hoofd. Het legt zich daarna een klein beetje neer.) Je leert veel over woorden die ertoe doen.
Een andere dag. Iets had je kwaad gemaakt, je stuurt een lang antwoord.
Je ziet het bericht dat iemand er niet meer is. Je oom. Het is zo droef, het is zo alles, denk je. Het verdriet weegt op je huid. (En iets in je is zo kwaad, op dat wat zich maar blijft herhalen, op dat wat is meegedragen in de tijd, op die kloteziekte.) Je probeert je te concentreren tijdens de vergadering.
De poetsmevrouw laat trots foto’s van haar kinderen zien.
Je werkt verder aan de tekst, die zich langzaam verder onthult. (En er al leek te staan.) Die avond werk je door, tot de tekst klaar is. Klaar genoeg om al even los te laten.
Een ingewikkelde droom.
En elke ochtend weer dat licht dat naar je toe komt, steeds een klein beetje gretiger. Je ademt het in.
Eerst dat ene ding afwerken. (De vrijdagrush, zoals steeds.)
Daarna eerst even wegdrijven naar aanwezigheid. Pas daarna kun je terugkeren naar de tekst. Je beweegt er doorheen, past dingen aan, legt de stukken juist. Je bent tevreden.
Normaal moet je ook nog de vertaling helemaal rond krijgen. Het was de bedoeling dat je alles die dag zou verzenden. Je merkt dat het niet meer zal lukken. Je moet het rustig en zorgvuldig kunnen doen, die tekst van de ene in de andere taal leggen. Je bent te moe, er is te weinig tijd, het wordt te laat voor je collega die het resultaat nog zou moeten nalezen. Je verstuurt drie van de vier teksten. Het afwerken van die vierde is voor de volgende dag.
Een mooie avond. Zij is ook moe, maar het geeft niet. Belangwekkende gedachten over planten. Ze vertelt iets over wie jij was.
Een diepe nacht.
Alle boodschappen, netjes op een rijtje. Het aanrecht ligt vol. Je gaat terug zitten voor het afwerken van de tekst. Stukje per stukje knutsel je alles netjes in elkaar. Tot de tekst daar helemaal staat. Het blijft je raken, hoe zo’n tekst ineens in een andere taal ademt, en zelf beweegt.
Ergens is er een traag verdriet.
Je maakt het terras schoon, of toch een beetje. Je leest het boekje uit. Je gaat liggen, je rug heeft nog enkele uren nodig. Je ruimt de spullen op het aanrecht op. Iets legt zich neer. Je bent waar je wilde zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten