20 juli 2024

Reisverhalen


Het is de laatste week voor. Voor de lange leegte. (Min of meer leeg toch.) Het aftellen. (Je lichaam is moe, het mag.)

Een kennismakingsgesprek, op het dakterras. (Je stem komt van dieper, die telt ook al af.) De schaduw blijft netjes rondom jou.

De avondvergadering. (Sommige mensen praten de hele tijd door anderen heen, zo lijkt het wel.)

Een andere dag. Op weg naar de vergadering. Op de helling probeert het kleine jongetje op zijn fiets te blijven, terwijl zijn papa ernaast fietst. Hij zwalpt een beetje op dat kleine fietsje, maar stapt niet af. (De papa is trots, denk je.)

Je bent die dag toch niet alleen op het werk. Een leuk cadeautje van je collega, ze dacht dat het bij jou wel in goede handen zou zijn. Het ontroert je.

Die avond. Het orgelconcert. Alleen maar Bach, en bijna allemaal in sol klein. Het is zo mooi, die organist zien spelen op dat grote scherm, hoe hij beweegt. (Je denkt even aan hoe je als klein jongetje naast de organist zat, bij het grote orgel, en je ook een stukje mocht spelen.) Je weet niet hoe het komt, maar het lijkt of zijn muziek op orgel nog abstracter is. Je zou jezelf uit handen willen geven, je bent moe, zou willen verdwijnen. Het duurt even, tot bij het laatste stuk, die wervelende fuga. (Het neemt je over.)

Een andere dag. De kinesiste is terug uit vakantie. (Een nieuw gesprek over wijsheidstanden.)

Een koffieafspraak met een vriendin die je al zo lang niet meer gezien hebt. Ze heeft een moeilijke tijd achter de rug. De afspraak wachtte rustig tot het moment daar was. Je bent zo blij haar te zien.

Op het perron, een bekende. Even bijpraten in de trein. De hele wagon zit vol met jongeren die op weg zijn naar een of ander festival. Ze zien er nog redelijk fris uit, nog vol verwachting. (Ze maken wel veel lawaai.)

Het ene stuk dat je moest schrijven staat online zie je. Het vindt zijn weg. Het andere moet je later die dag nog schrijven. (Het wringt al enkele dagen in je hoofd. Je ziet al enkele elementen, maar nog niet waar ze naartoe zullen gaan.)

Alle andere dingen zijn gedaan, nu mag je dus beginnen. (Je bent nog een klein beetje zenuwachtig.) Dat ene woord komt, enkele zinnen, en van dan af schrijft de tekst zichzelf. Je volgt. (Zoals zo vaak, dingen waarover je eigenlijk niet zo graag wilde schrijven, maar weten dat je moet volgen.) De tekst is klaar, iets valt van je af. (Het was de laatste grote opdracht van de week.)

Je neemt de trein in het andere station. Je kijkt naar de treinen, je kijkt naar de mensen. Elke trein lijkt een reis. Elke trein draagt verhalen.

Die avond lees je je tekst in. Je schrikt een beetje van wat je geschreven hebt, maar je stem lijkt rustig.

Een andere dag. Je krijgt bericht dat de tickets voor his Bobness gescoord zijn. (Binnen enkele maanden mag je weer dus.)

Nu is het rustig toewerken naar de clean desk. In je hoofd ben je al bezig met die twee lezingen die je mag geven over je boek, ze zitten op het kantelpunt van je vakantie. Je past de presentatie aan, ook dat is klaar. Je vult (eindelijk) je aanvraag voor je vakantie in.

Vroeger terug naar huis, om daar verder te werken. Je neemt onderweg nog enkele bloemen mee voor op je terras. Daar lees je nog dat stapeltje rapporten en artikels. (Klaar.)

De laatste dag. Nog een laatste keer de vrijdagtekst in elkaar puzzelen, vertalen en verzenden. De foto op de website aanpassen, zoals elke maand, de laatste mails. Je wast nog alle kopjes en glazen af.

Clean desk, de vakantie begint. (Ineens ben je even heel moe.)

Het is warm buiten. Je kijkt naar treinen, naar mensen, naar verhalen. Het reist.

Weer thuis, gewoon even dutten, je hebt die avond een lezing te geven. (Je weet niet goed waarom je een beetje zenuwachtig bent.)

In de vooravond, in de trein. Je studeert nog eens je eigen boek in.

Het is een wonderlijke plek. Vijftien gezinnen en nog enkele mensen die aan het helpen zijn. Je voelt meteen de bijzondere energie die er hangt. Je krijgt een rondleiding. Het intimideert je een beetje, omdat het zo bijzonder is, je voelt je klein.

Na het eten mag je vertellen, onder de wilgentakken, als een prieeltje, een magische plek. Je volgt de reis van je eigen verhaal. Je voelt je dankbaar. Er zijn nog zoveel verhalen die na je lezing even worden aangeraakt.

Je krijgt de vraag of je niet wilt blijven slapen. (De lezing van de volgende dag is dicht in de buurt.) Je voelt dat het beter is dat je gewoon naar huis gaat. Iets in je moet alleen zijn. In de trein beweegt het verhaal nog na, zoals altijd, het legt zich maar langzaam neer. (Je merkt hoeveel het van je vraagt.) Er is ook verdriet. Zoveel mooie mensen, samen rond die lange tafel, samen aan het werk, met zoveel zorg. (Misschien leer je iets over je eenzaamheid, niet de eerste keer die week.)

Weer thuis wil je absoluut die ene aflevering van die serie, de laatste van het seizoen, nog zien. (Komen ze nu eindelijk bij elkaar? Gaat ze hem nu eindelijk kussen?) In de nacht blijft de avond nog verder bewegen.

Een andere dag. De man in de winkel die met een vergrootglas de sla zit te inspecteren. De mevrouw aan de kassa vraagt zich af of het kleine pepertjes zijn op je hemd. Volgens jou zien ze er ook wel een beetje uit als wortelen.

Op weg in de trein naar het kamp waar je je lezing gaat geven. Je kijkt naar hoe het verhaal in je hoofd zit.

Het voelt bijzonder om bij hen te mogen zijn, die jonge mensen. Tijdens het eten luister je naar hun verhalen.

En dan mag je vertellen over je boek. Nadien krijg je zo’n mooie dingen te horen. (Je voelt je een beetje klein.) Een geschenk.

In de trein terug leggen de dingen zich langzaam neer. Je leest in je boek, min of meer toch. Het landschap draagt je.

Geen opmerkingen: