De zelfopvoeding is een nimmer eindigend proces. Met weinig opstaan, en meer…
En soms. Soms denk je dat je faalt over de hele lijn. Al die dierbare vrienden en vriendinnen. Al die wonderlijke mensen. Je zou onmiddellijk, voor het hele jaar, eindeloos veel bezoekjes moeten vastleggen, om eindeloos veel tijd te hebben voor alle verhalen. Je probeert er achteraan te hollen, met berichtjes, met nieuwjaarskaarten, met cadeautjes, … Beter dan niets, waarschijnlijk. En toch.
En soms. Soms denk je dat je toch, spontaan, alsof het niets is, over de dansvloer zou moeten kunnen glijden, in salsa of tango, of eender wat. Misschien moet je stiekem een geheime cursus overwegen, zodat je zelfverzekerd op elke dansvraag in zou kunnen gaan met souplesse en vanzelfsprekend dansvertrouwen.
En soms. Soms denk je: ik heb geen zin in al die positieve communicatie. Ja, je weet het wel, positieve boodschappen, geen vingertjes, perspectief bieden, vriendelijk zijn, ondersteunend en niet aanvallend, wijzen op de meerwaarde en niet het verlies, en al die andere dingen die je al zoveel jaar hoort. En ja, het zal allemaal wel zo zijn. Ongetwijfeld. En toch. Soms denk je: het klimaat gaat wel naar de bliksem, en iedereen vindt dat het alleen de anderen zijn die iets moeten veranderen, omdat we geen zin hebben onszelf in vraag te stellen, en dat soort dingen. En dan zou je heel even willen roepen. Of zo.
En soms. Soms denk je: zou ik niet iets moeten doen om een mooie jongen te worden? Wat dat iets dan is, je zou het niet weten. Oefenen in aantrekkelijke loopjes? Oefenen in zwoele stemmetjes? Spierontwikkeling op diverse plaatsen? Extreem uitslapen, zodat je er voor het eerst glad en nieuw uit ziet? Oefenen in sierlijke handbewegingen? En dan, met een soepel sprongetje ineens voor je geliefde staan, en zeggen: kijk! (Waarna zij ongetwijfeld de slappe lach krijgt, minstens.)
En soms. Soms denk je, na de jaarlijkse aankoop van een nieuw vegetarisch kookboek: als ik zoveel kookboeken heb, waarom maak ik voor mezelf dan zo vaak dezelfde dingen? Er ontstaat een interessante interne dialoog, met allerlei nuttige argumenten. Jezelf geheel overtuigen lukt niet echt.
En soms. Soms denk je, terwijl je op een soldendag op de herenafdeling van de Inno rondloopt: waarom zijn hier nu zoveel mensen? Je kwam eigenlijk om een nieuwe riem te zoeken. Ja, de riem die je nu hebt, is enigszins aan het verslijten. Allerlei riemen, in gradaties van lelijkheid. Maar verschillende lengtes. Hoe doe je dat? Een riem passen? (Allerlei stemmetjes in je hoofd leggen je rustig uit dat dat heus niet zo moeilijk is, en dat je niet zo kinderachtig moet doen, of zo.) Je beslist dat het gemakkelijker zou zijn om uit te zoeken welke riem bij jou zou passen als je helemaal alleen in de winkel was. Niet dus met al die andere mannen die onhandig, op vraag van hun echtgenote, allerlei dingen staan te passen. Je loopt dus maar weer naar buiten, die riem kan nog wel een tijdje meegaan.
En soms. Soms denk je dat het niets wordt met al die talen. Je bent er zo gek van. Nog elke dag kan het je vullen met een warme gloed. Het genot van woorden, zinnen, uitdrukkingen, beelden, in al die verschillende talen. Nog elke dag kan het verlangen naar al die talen je rillingen bezorgen, ergens in je rug of nek. En toch. Na al die jaren, na zoveel spreken, na nog elke dag dingen lezen en denken in het Engels, lijkt het soms alsof het alleen maar moeilijker wordt. En dan krijg je bevestiging van dat taalcertificaat Frans. En heel even is het alsof het je alleen nog maar onzekerder maakt. (Het stemmetje in je hoofd legt uit dat als de officiële instanties die bevoegd zijn voor het testen van je taalkennis zeggen dat jouw kennis van het Frans voldoende is om dat bewuste certificaat te krijgen het zou kunnen dat dat ook het geval is. Het helpt niet echt.) En dat Duits, waar je ook al zo graag in vertoeft, mag al helemaal niet getoond worden. En soms denk je zelfs dat je niet meer trouw genoeg bent aan het Nederlands, die taal waarin je woont. (En dan zegt een stemmetje dat het misschien toch nog wel meevalt, een klein beetje toch.)
En soms. Soms denk je dat je onhandig bang bent met alle andere wezens van de kosmos. Mensen overleven qua ‘hoe doe je dat, normaal omgaan met anderen’, dat begint soms al wat te lukken. Maar met niet-menselijke dieren ben je alleen onhandig, en denk je de hele tijd dat je vanalles fout zult doen. Zelfs planten die je toevertrouwd worden (die dus gewoon in je huis staan) kunnen, denk je, niet helemaal zeker zijn van je goede zorgen. Gelukkig heeft god de schepping niet in jouw handen gelegd. Er af en toe enkele verhaaltjes over vertellen, misschien zul je niet verder komen in dit leven.
En soms. Soms denk je: er is op een bepaalde manier ook wel veel troost in al dat falen. Misschien is dat wel een vorm van ouder worden. Zou het?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten